Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
begünstigen
|
begunstigen; bevoordelen; voorschuiven; voortrekken
|
bevoorrechten; doneren; geven; schenken; voorrechten toekennen
|
bevorrechten
|
begunstigen; bevoordelen; voorschuiven; voortrekken
|
doneren; geven; schenken
|
bevorzugen
|
begunstigen; bevoordelen; voorschuiven; voortrekken
|
bevoorrechten; doneren; geven; prefereren; schenken; verkiezen; voorrechten toekennen
|
jemand begunstigen
|
iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken
|
|
vor sich her schieben
|
duwen; opschuiven; voorschuiven; vooruitschuiven
|
|
vorgeben
|
iemand begunstigen; voorin schuiven; voorschuiven; voortrekken
|
fingeren; simuleren; veinzen; voorspiegelen; voorwenden
|
vorschieben
|
duwen; iemand begunstigen; opschuiven; voorin schuiven; voorschuiven; voortrekken; vooruitschuiven
|
|
vorschießen
|
iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken
|
|
vortäuschen
|
iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken
|
fingeren; simuleren; veinzen; voorwenden
|