Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. voorraad:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voorraad (Nederlands) in het Duits

voorraad:

voorraad [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de voorraad (goederenvoorraad)
    der Warenbestand
  2. de voorraad
    Lager
    • Lager [das ~] zelfstandig naamwoord
  3. de voorraad
    der Bestand; Inventar
    • Bestand [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Inventar [das ~] zelfstandig naamwoord
  4. de voorraad
    der Bestand
    • Bestand [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor voorraad:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bestand voorraad activa; bestand; boedel; huisraad; inboedel
Inventar voorraad boedel; dingen; goedje; huisraad; inboedel; inventaris; spullen; waar; zaakjes; zaken
Lager voorraad berging; bergplaats; bewaarplaats; depot; hazenleger; lager; leger; legerplaats; licht bier; ligopslagplaats; magazijn; opslag; opslagplaats; opslagruimte; pakhuis; pils; provisiekamer; voorraadkamer; voorraadmagazijn; voorraadplaats; voorraadschuur; warenhuis
Warenbestand goederenvoorraad; voorraad

Verwante woorden van "voorraad":


Wiktionary: voorraad

voorraad
noun
  1. wat voor later gebruik wordt opgeslagen
voorraad
noun
  1. Menge von vorhandenen Gegenständen

Cross Translation:
FromToVia
voorraad Vorrat stock — store of goods for sale
voorraad Vorrat stock — supply of anything ready for use
voorraad Vorrat; Lager stockpile — supply for future use
voorraad Vorrat; Lagerbestand store — supply held in storage
voorraad Proviant; Versorgung ravitaillement — logistique|fr action de ravitailler.
voorraad Reservierung; Vorbehalt; Versorgung; Vorrat; Speisekammer; Proviant; Gewahrsam réserveaction de réserver.

Verwante vertalingen van voorraad