Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. vooronderstellen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vooronderstellen (Nederlands) in het Duits

vooronderstellen:

vooronderstellen werkwoord (vooronderstel, vooronderstelt, vooronderstelde, vooronderstelden, voorondersteld)

  1. vooronderstellen (postuleren)
    vermuten; annehmen; postulieren; schätzen; mutmaßen
    • vermuten werkwoord (vermute, vermutest, vermutet, vermutete, vermutetet, vermutet)
    • annehmen werkwoord (nehme an, nimmst an, nimmt an, nahm an, nahmt an, angenommen)
    • postulieren werkwoord (postuliere, postulierst, postuliert, postulierte, postuliertet, postuliert)
    • schätzen werkwoord (schätze, schätzest, schätzt, schätzte, schätztet, geschätzt)
    • mutmaßen werkwoord (mutmaße, mutmaßst, mutmaßt, mutmaßte, mutmaßtet, gemutmaßt)

Conjugations for vooronderstellen:

o.t.t.
  1. vooronderstel
  2. vooronderstelt
  3. vooronderstelt
  4. vooronderstellen
  5. vooronderstellen
  6. vooronderstellen
o.v.t.
  1. vooronderstelde
  2. vooronderstelde
  3. vooronderstelde
  4. vooronderstelden
  5. vooronderstelden
  6. vooronderstelden
v.t.t.
  1. heb voorondersteld
  2. hebt voorondersteld
  3. heeft voorondersteld
  4. hebben voorondersteld
  5. hebben voorondersteld
  6. hebben voorondersteld
v.v.t.
  1. had voorondersteld
  2. had voorondersteld
  3. had voorondersteld
  4. hadden voorondersteld
  5. hadden voorondersteld
  6. hadden voorondersteld
o.t.t.t.
  1. zal vooronderstellen
  2. zult vooronderstellen
  3. zal vooronderstellen
  4. zullen vooronderstellen
  5. zullen vooronderstellen
  6. zullen vooronderstellen
o.v.t.t.
  1. zou vooronderstellen
  2. zou vooronderstellen
  3. zou vooronderstellen
  4. zouden vooronderstellen
  5. zouden vooronderstellen
  6. zouden vooronderstellen
diversen
  1. vooronderstel!
  2. vooronderstelt!
  3. voorondersteld
  4. vooronderstellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vooronderstellen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. vooronderstellen (aannemen)
    die Vermutung; der Verdacht; Vorgefühl

Vertaal Matrix voor vooronderstellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Verdacht aannemen; vooronderstellen beschuldiging; verdenking; vermoeden; veronderstelling; voorgevoel
Vermutung aannemen; vooronderstellen beschuldiging; gissing; verdenking; vermoeden; veronderstelling; voorgevoel
Vorgefühl aannemen; vooronderstellen beschuldiging; gevoel; instinct; intuïtie; verdenking; voorgevoel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
annehmen postuleren; vooronderstellen aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanvatten; accepteren; adopteren; beantwoorden; bedoelen; beogen; betogen; cadeau aannemen; demonstreren; geloven; gissen; gissing maken; in ontvangst nemen; krijgen; naar voren brengen; ontvangen; opnemen; opperen; opstrijken; opvangen; poneren; raden; stellen; ten doel hebben; uitgaan van; veronderstellen
mutmaßen postuleren; vooronderstellen gissen; gissing maken; met aandelen spelen; raden; speculeren
postulieren postuleren; vooronderstellen naar voren brengen; opperen; poneren; stellen
schätzen postuleren; vooronderstellen aannemen; aanrekenen; aanwrijven; achten; adviseren; afwegen; appreciëren; bepalen; beramen; berispen; beschuldigen; blameren; eerbiedigen; geloven; gispen; gissen; gissing maken; hoogachten; hoogschatten; iets aanraden; ingeven; inschatten; laken; loven; nadragen; op prijs stellen; overdenken; overwegen; prijzen; raden; ramen; respecteren; roemen; schatten; suggereren; taxeren; uitgaan van; vereren; veronderstellen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; waarderen; zich lovend uitlaten
vermuten postuleren; vooronderstellen gissen; gissing maken; raden