Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. vis:
  2. vissen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vis (Nederlands) in het Duits

vis:

vis [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de vis
    der Fisch
    • Fisch [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor vis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Fisch vis

Verwante woorden van "vis":


Verwante definities voor "vis":

  1. koudbloedig, gewerveld dier dat in het water leeft1
    • hij heeft met zijn hengel een grote vis gevangen1

Wiktionary: vis

vis
noun
  1. Pisces, gewerveld dier met kieuwen, levend in water
  2. het vlees van een vis
vis
noun
  1. Zoologie: Tier, das unter Wasser lebt und durch Kiemen atmen

Cross Translation:
FromToVia
vis Fisch fish — vertebrate animal
vis Fisch poisson — Animal vivant dans l’eau.

vis vorm van vissen:

vissen werkwoord (vis, vist, viste, visten, gevist)

  1. vissen (visvangen; hengelen)
    fischen; angeln
    • fischen werkwoord (fische, fischst, fischt, fischte, fischtet, gefischt)
    • angeln werkwoord (angele, angelst, angelt, angelte, angeltet, geangelt)

Conjugations for vissen:

o.t.t.
  1. vis
  2. vist
  3. vist
  4. vissen
  5. vissen
  6. vissen
o.v.t.
  1. viste
  2. viste
  3. viste
  4. visten
  5. visten
  6. visten
v.t.t.
  1. heb gevist
  2. hebt gevist
  3. heeft gevist
  4. hebben gevist
  5. hebben gevist
  6. hebben gevist
v.v.t.
  1. had gevist
  2. had gevist
  3. had gevist
  4. hadden gevist
  5. hadden gevist
  6. hadden gevist
o.t.t.t.
  1. zal vissen
  2. zult vissen
  3. zal vissen
  4. zullen vissen
  5. zullen vissen
  6. zullen vissen
o.v.t.t.
  1. zou vissen
  2. zou vissen
  3. zou vissen
  4. zouden vissen
  5. zouden vissen
  6. zouden vissen
diversen
  1. vis!
  2. vist!
  3. gevist
  4. vissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vissen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het vissen (hengelsport; hengelen)
    Fischen; Angeln; der Angelsport
    • Fischen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Angeln [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Angelsport [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor vissen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Angeln hengelen; hengelsport; vissen
Angelsport hengelen; hengelsport; vissen
Fischen hengelen; hengelsport; vissen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angeln hengelen; vissen; visvangen
fischen hengelen; vissen; visvangen hozen; leeghozen; uitscheppen

Verwante woorden van "vissen":


Wiktionary: vissen


Cross Translation:
FromToVia
vissen fischen; angeln fish — intransitive: to try to catch fish
vissen Fischen fishing — sport of catching fish
vissen Fischen pêche — Action de pêcher
vissen Fang pêche — Recherche, quête

Verwante vertalingen van vis