Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. versoepelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor versoepelen (Nederlands) in het Duits

versoepelen:

versoepelen werkwoord (versoepel, versoepelt, versoepelde, versoepelden, versoepeld)

  1. versoepelen
    lockern; sich lockern
    • lockern werkwoord (lockere, lockerst, lockert, lockerte, lockertet, gelockert)
    • sich lockern werkwoord (lockere mich, lockerst dich, lockert sich, lockerte sich, lockertet euch, sich gelockert)

Conjugations for versoepelen:

o.t.t.
  1. versoepel
  2. versoepelt
  3. versoepelt
  4. versoepelen
  5. versoepelen
  6. versoepelen
o.v.t.
  1. versoepelde
  2. versoepelde
  3. versoepelde
  4. versoepelden
  5. versoepelden
  6. versoepelden
v.t.t.
  1. heb versoepeld
  2. hebt versoepeld
  3. heeft versoepeld
  4. hebben versoepeld
  5. hebben versoepeld
  6. hebben versoepeld
v.v.t.
  1. had versoepeld
  2. had versoepeld
  3. had versoepeld
  4. hadden versoepeld
  5. hadden versoepeld
  6. hadden versoepeld
o.t.t.t.
  1. zal versoepelen
  2. zult versoepelen
  3. zal versoepelen
  4. zullen versoepelen
  5. zullen versoepelen
  6. zullen versoepelen
o.v.t.t.
  1. zou versoepelen
  2. zou versoepelen
  3. zou versoepelen
  4. zouden versoepelen
  5. zouden versoepelen
  6. zouden versoepelen
diversen
  1. versoepel!
  2. versoepelt!
  3. versoepeld
  4. versoepelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor versoepelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lockern versoepelen detacheren; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; scheiden; tornen; uithalen; uittrekken; vermurwen
sich lockern versoepelen