Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. verslepen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verslepen (Nederlands) in het Duits

verslepen:

verslepen werkwoord (versleep, versleept, versleepte, versleepten, versleept)

  1. verslepen
    verschleppen
    • verschleppen werkwoord (verschleppe, verschleppst, verschleppt, verschleppte, verschlepptet, verschleppt)

Conjugations for verslepen:

o.t.t.
  1. versleep
  2. versleept
  3. versleept
  4. verslepen
  5. verslepen
  6. verslepen
o.v.t.
  1. versleepte
  2. versleepte
  3. versleepte
  4. versleepten
  5. versleepten
  6. versleepten
v.t.t.
  1. heb versleept
  2. hebt versleept
  3. heeft versleept
  4. hebben versleept
  5. hebben versleept
  6. hebben versleept
v.v.t.
  1. had versleept
  2. had versleept
  3. had versleept
  4. hadden versleept
  5. hadden versleept
  6. hadden versleept
o.t.t.t.
  1. zal verslepen
  2. zult verslepen
  3. zal verslepen
  4. zullen verslepen
  5. zullen verslepen
  6. zullen verslepen
o.v.t.t.
  1. zou verslepen
  2. zou verslepen
  3. zou verslepen
  4. zouden verslepen
  5. zouden verslepen
  6. zouden verslepen
diversen
  1. versleep!
  2. versleept!
  3. versleept
  4. verslepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verslepen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verschleppen verslepen disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten; wegmaken; zoek maken; zoekmaken