Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- verscheuren:
-
Wiktionary:
- verscheuren → zerreißen, zerfetzen
- verscheuren → zerkleinern, zerfetzen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verscheuren (Nederlands) in het Duits
verscheuren:
-
verscheuren (kapot scheuren)
-
verscheuren (aan flarden scheuren)
zerreißen; zerfetzen; kaputtziehen; in Fetzen zerreißen; entzweireißen-
kaputtziehen werkwoord (ziehe kaputt, ziehst kaputt, zieht kaputt, zog kaputt, zogt kaputt, kaputtgezogen)
-
in Fetzen zerreißen werkwoord
-
entzweireißen werkwoord
Conjugations for verscheuren:
o.t.t.
- verscheur
- verscheurt
- verscheurt
- verscheuren
- verscheuren
- verscheuren
o.v.t.
- verscheurde
- verscheurde
- verscheurde
- verscheurden
- verscheurden
- verscheurden
v.t.t.
- heb verscheurd
- hebt verscheurd
- heeft verscheurd
- hebben verscheurd
- hebben verscheurd
- hebben verscheurd
v.v.t.
- had verscheurd
- had verscheurd
- had verscheurd
- hadden verscheurd
- hadden verscheurd
- hadden verscheurd
o.t.t.t.
- zal verscheuren
- zult verscheuren
- zal verscheuren
- zullen verscheuren
- zullen verscheuren
- zullen verscheuren
o.v.t.t.
- zou verscheuren
- zou verscheuren
- zou verscheuren
- zouden verscheuren
- zouden verscheuren
- zouden verscheuren
diversen
- verscheur!
- verscheurt!
- verscheurd
- verscheurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verscheuren:
Wiktionary: verscheuren
verscheuren
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verscheuren | → zerkleinern; zerfetzen | ↔ shred — to cut or tear into narrow pieces or strips |