Uitgebreide vertaling voor vermanen (Nederlands) in het Duits
vermanen:
-
verweisen;
ermahnen;
rügen;
bestrafen;
schelten;
tadeln;
zurechtweisen
-
verweisen
werkwoord
(verweise, verweiset, verwies, verwiest, verwiesen)
-
ermahnen
werkwoord
(ermahne, ermahnst, ermahnt, ermahnte, ermahntet, ermahnt)
-
rügen
werkwoord
(rüge, rügst, rügt, rügte, rügtet, gerügt)
-
bestrafen
werkwoord
(bestrafe, bestrafst, bestraft, bestrafte, bestraftet, bestraft)
-
schelten
werkwoord
(schelte, schiltst, schilt, schalt, schaltet, gescholten)
-
tadeln
werkwoord
(tadele, tadelst, tadelt, tadelte, tadeltet, getadelt)
-
zurechtweisen
werkwoord
(weise zurecht, weist zurecht, wiest zurecht, zurechtgewiesen)
-
bestrafen;
warnen;
tadeln;
zurechtweisen;
schelten;
ermahnen;
verweisen;
rügen
-
bestrafen
werkwoord
(bestrafe, bestrafst, bestraft, bestrafte, bestraftet, bestraft)
-
warnen
werkwoord
(warne, warnst, warnt, warnte, warntet, gewarnt)
-
tadeln
werkwoord
(tadele, tadelst, tadelt, tadelte, tadeltet, getadelt)
-
zurechtweisen
werkwoord
(weise zurecht, weist zurecht, wiest zurecht, zurechtgewiesen)
-
schelten
werkwoord
(schelte, schiltst, schilt, schalt, schaltet, gescholten)
-
ermahnen
werkwoord
(ermahne, ermahnst, ermahnt, ermahnte, ermahntet, ermahnt)
-
verweisen
werkwoord
(verweise, verweiset, verwies, verwiest, verwiesen)
-
rügen
werkwoord
(rüge, rügst, rügt, rügte, rügtet, gerügt)
Conjugations for vermanen:
o.t.t.
- vermaan
- vermaant
- vermaant
- vermanen
- vermanen
- vermanen
o.v.t.
- vermaande
- vermaande
- vermaande
- vermaanden
- vermaanden
- vermaanden
v.t.t.
- heb vermaand
- hebt vermaand
- heeft vermaand
- hebben vermaand
- hebben vermaand
- hebben vermaand
v.v.t.
- had vermaand
- had vermaand
- had vermaand
- hadden vermaand
- hadden vermaand
- hadden vermaand
o.t.t.t.
- zal vermanen
- zult vermanen
- zal vermanen
- zullen vermanen
- zullen vermanen
- zullen vermanen
o.v.t.t.
- zou vermanen
- zou vermanen
- zou vermanen
- zouden vermanen
- zouden vermanen
- zouden vermanen
diversen
- vermaan!
- vermaant!
- vermaand
- vermanend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor vermanen:
Computer vertaling door derden: