Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verlinken (Nederlands) in het Duits

verlinken:

verlinken werkwoord (verlink, verlinkt, verlinkte, verlinkten, verlinkt)

  1. verlinken (verraden; uitbrengen; verklikken; )
    anzeigen; verraten; verpfeifen; petzen
    • anzeigen werkwoord (zeige an, zeigst an, zeigt an, zeigte an, zeigtet an, angezeigt)
    • verraten werkwoord
    • verpfeifen werkwoord (verpfeife, verpfeifst, verpfeift, verpfeifte, verpfeiftet, verpfeift)
    • petzen werkwoord (petze, petzst, petzt, petzte, petztet, gepetzt)
  2. verlinken (verklikken; verraden; verklappen; klikken)
    mitteilen; verraten; verpfeifen; angeben; anzeigen; petzen; denunzieren; stecken; zubringen; weitererzählen; austragen; zutragen; ausposaunen; herumerzählen
    • mitteilen werkwoord (teile mit, teilst mit, teilt mit, teilte mit, teiltet mit, mitgeteilt)
    • verraten werkwoord
    • verpfeifen werkwoord (verpfeife, verpfeifst, verpfeift, verpfeifte, verpfeiftet, verpfeift)
    • angeben werkwoord (gebe an, gibst an, gibt an, gab an, gabt an, angegeben)
    • anzeigen werkwoord (zeige an, zeigst an, zeigt an, zeigte an, zeigtet an, angezeigt)
    • petzen werkwoord (petze, petzst, petzt, petzte, petztet, gepetzt)
    • denunzieren werkwoord (denunziere, denunzierst, denunziert, denunzierte, denunziertet, denunziert)
    • stecken werkwoord (stecke, steckst, steckt, steckte, stecktet, gesteckt)
    • zubringen werkwoord (bringe zu, bringst zu, bringt zu, brachte zu, brachtet zu, zugebracht)
    • weitererzählen werkwoord (erzähle weiter, erzählst weiter, erzählt weiter, erzählte weiter, erzähltet weiter, weitererzählt)
    • austragen werkwoord (trage aus, trägst aus, trägt aus, trug aus, trugt aus, ausgetragen)
    • zutragen werkwoord (trage zu, trägst zu, trägt zu, trug zu, trugt zu, zugetragen)
    • ausposaunen werkwoord (posaune aus, posaunst aus, posaunt aus, posaunte aus, posauntet aus, ausposaunt)
    • herumerzählen werkwoord (erzähle herum, erzählst herum, erzählt herum, zählte herum, herumerzählt)

Conjugations for verlinken:

o.t.t.
  1. verlink
  2. verlinkt
  3. verlinkt
  4. verlinken
  5. verlinken
  6. verlinken
o.v.t.
  1. verlinkte
  2. verlinkte
  3. verlinkte
  4. verlinkten
  5. verlinkten
  6. verlinkten
v.t.t.
  1. heb verlinkt
  2. hebt verlinkt
  3. heeft verlinkt
  4. hebben verlinkt
  5. hebben verlinkt
  6. hebben verlinkt
v.v.t.
  1. had verlinkt
  2. had verlinkt
  3. had verlinkt
  4. hadden verlinkt
  5. hadden verlinkt
  6. hadden verlinkt
o.t.t.t.
  1. zal verlinken
  2. zult verlinken
  3. zal verlinken
  4. zullen verlinken
  5. zullen verlinken
  6. zullen verlinken
o.v.t.t.
  1. zou verlinken
  2. zou verlinken
  3. zou verlinken
  4. zouden verlinken
  5. zouden verlinken
  6. zouden verlinken
diversen
  1. verlink!
  2. verlinkt!
  3. verlinkt
  4. verlinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verlinken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angeben klikken; verklappen; verklikken; verlinken; verraden aangeven; brallen; declareren; grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven
anzeigen aanbrengen; aangeven; klikken; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden aandienen; aangeven; adverteren; annonceren; berichten; declareren; iets melden; klikken; per advertentie aankondigen; verklappen; weergeven; wijzen naar
ausposaunen klikken; verklappen; verklikken; verlinken; verraden doorgeven; doormeppen; doorslaan; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen; uitbazuinen
austragen klikken; verklappen; verklikken; verlinken; verraden bestellen; doorgeven; doorspelen; doorvertellen; een boodschap uitdragen; geven; inschrijving opheffen; orderen; rondbrieven; rondvertellen; schenken; ten einde dragen; uitdragen; uitspelen; uitstrooien; uitzaaien; verhaal vertellen; verhalen; verkondigen; verlenen; verstrekken; vertellen; voldragen
denunzieren klikken; verklappen; verklikken; verlinken; verraden doorgeven; doorspelen; doorvertellen; klikken; rondbrieven; rondvertellen; verklappen
herumerzählen klikken; verklappen; verklikken; verlinken; verraden babbelen; doorgeven; doorspelen; doorvertellen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; rondbrieven; rondvertellen; snateren; spreken; wauwelen; zwammen
mitteilen klikken; verklappen; verklikken; verlinken; verraden berichten; beschrijven; erbij zeggen; iets melden; informeren; inlichten; klikken; mededelen; meedelen; melden; noemen; op de hoogte brengen; rapporteren; tippen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiteenzetten; uiten; uiting geven aan; van iets in kennis stellen; verhaal vertellen; verhalen; verklappen; vermelden; verslag uitbrengen; vertellen; vertolken; verwittigen; verwoorden; waarschuwen; zeggen
petzen aanbrengen; aangeven; klikken; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden babbelen; kakelen; klappen; kletsen; klikken; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; verklappen; wauwelen; zwammen
stecken klikken; verklappen; verklikken; verlinken; verraden neerleggen; onderuit halen; opprikken; prikken; steken; steken geven
verpfeifen aanbrengen; aangeven; klikken; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden klikken; verklappen
verraten aanbrengen; aangeven; klikken; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden doorslaan; klikken; verklappen; verraden
weitererzählen klikken; verklappen; verklikken; verlinken; verraden babbelen; doorgeven; doorspelen; doorvertellen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; rondbrieven; rondvertellen; snateren; spreken; wauwelen; zwammen
zubringen klikken; verklappen; verklikken; verlinken; verraden dichtkrijgen; toebrengen
zutragen klikken; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verraten geklikt; verklapt; verklikt