Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verhuizen (Nederlands) in het Duits
verhuizen:
-
verhuizen
umziehen; übersiedeln-
übersiedeln werkwoord (übersiedele, übersiedelst, übersiedelt, übersiedelte, übersiedeltet, übersiedelt)
-
verhuizen (verkassen)
Conjugations for verhuizen:
o.t.t.
- verhuis
- verhuist
- verhuist
- verhuizen
- verhuizen
- verhuizen
o.v.t.
- verhuisde
- verhuisde
- verhuisde
- verhuisden
- verhuisden
- verhuisden
v.t.t.
- ben verhuisd
- bent verhuisd
- is verhuisd
- zijn verhuisd
- zijn verhuisd
- zijn verhuisd
v.v.t.
- was verhuisd
- was verhuisd
- was verhuisd
- waren verhuisd
- waren verhuisd
- waren verhuisd
o.t.t.t.
- zal verhuizen
- zult verhuizen
- zal verhuizen
- zullen verhuizen
- zullen verhuizen
- zullen verhuizen
o.v.t.t.
- zou verhuizen
- zou verhuizen
- zou verhuizen
- zouden verhuizen
- zouden verhuizen
- zouden verhuizen
en verder
- heb verhuisd
- hebt verhuisd
- heeft verhuisd
- hebben verhuisd
- hebben verhuisd
- hebben verhuisd
diversen
- verhuis!
- verhuist!
- verhuisd
- verhuizend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verhuizen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
umziehen | verhuizen; verkassen | andere kleren aantrekken; bijsluiten; bijvoegen; insluiten; omkleden; omtrekken; toevoegen; verkleden |
übersiedeln | verhuizen | emigreren; landverhuizen |