Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verhelpen (Nederlands) in het Duits

verhelpen:

verhelpen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. verhelpen
    Abhelfen
    • Abhelfen [das ~] zelfstandig naamwoord

verhelpen werkwoord (verhelp, verhelpt, verhielp, verhielpen, verholpen)

  1. verhelpen
    beheben; abhelfen; heben; anmachen; aufrollen; abstellen; emporheben; hochkrempeln; aufwickeln; hochnehmen; lernen; strecken; staken; eindrehen; hochbinden
    • beheben werkwoord (behebe, behebst, behebt, behob, behobt, behoben)
    • abhelfen werkwoord (helfe ab, hilfst ab, hilft ab, half ab, halft ab, abgeholfen)
    • heben werkwoord (hebe, hebst, hebt, hob, hobt, gehoben)
    • anmachen werkwoord (mache an, machst an, macht an, machte an, machtet an, angemacht)
    • aufrollen werkwoord (rolle auf, rollst auf, rollt auf, rollte auf, rolltet auf, aufgerollt)
    • abstellen werkwoord (stelle ab, stellst ab, stellt ab, stellte ab, stelltet ab, abgestellt)
    • emporheben werkwoord (hebe empor, hiebst empor, hiebt empor, hob empor, hobt empor, emporgehoben)
    • hochkrempeln werkwoord (kremple, krempelst, krempelt, krempelte, krempeltet, hochgekrempelt)
    • aufwickeln werkwoord (wickele auf, wickelst auf, wickelt auf, wickelte auf, wickeltet auf, aufgewickelt)
    • hochnehmen werkwoord (nehme hoch, nimmst hoch, nimmt hoch, nahm hoch, nahmt hoch, hochgenommen)
    • lernen werkwoord (lerne, lernst, lernt, lernte, lerntet, gelernt)
    • strecken werkwoord (strecke, streckst, streckt, streckte, strecktet, gestreckt)
    • staken werkwoord (stake, stakst, stakt, stakte, staktet, gestakt)
    • eindrehen werkwoord (drehe ein, drehst ein, dreht ein, drehte ein, drehtet ein, eingedreht)
    • hochbinden werkwoord (binde hoch, bindest hoch, bindet hoch, band hoch, bandet hoch, hochgebunden)

Conjugations for verhelpen:

o.t.t.
  1. verhelp
  2. verhelpt
  3. verhelpt
  4. verhelpen
  5. verhelpen
  6. verhelpen
o.v.t.
  1. verhielp
  2. verhielp
  3. verhielp
  4. verhielpen
  5. verhielpen
  6. verhielpen
v.t.t.
  1. heb verholpen
  2. hebt verholpen
  3. heeft verholpen
  4. hebben verholpen
  5. hebben verholpen
  6. hebben verholpen
v.v.t.
  1. had verholpen
  2. had verholpen
  3. had verholpen
  4. hadden verholpen
  5. hadden verholpen
  6. hadden verholpen
o.t.t.t.
  1. zal verhelpen
  2. zult verhelpen
  3. zal verhelpen
  4. zullen verhelpen
  5. zullen verhelpen
  6. zullen verhelpen
o.v.t.t.
  1. zou verhelpen
  2. zou verhelpen
  3. zou verhelpen
  4. zouden verhelpen
  5. zouden verhelpen
  6. zouden verhelpen
diversen
  1. verhelp!
  2. verhelpt!
  3. verholpen
  4. verhelpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verhelpen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abhelfen verhelpen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abhelfen verhelpen beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
abstellen verhelpen afschaffen; afzetten; bewaren; deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; opzij leggen; plaatsen; stallen; stationeren; stilzetten; stoppen; tot stilstand brengen; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten; wegzetten; zetten
anmachen verhelpen aanmaken; aansteken; in de fik steken; licht aansteken; ontsteken; opsteken; sigaret opsteken; vuurmaken
aufrollen verhelpen aansteken; hoger draaien; omhoogdraaien; opdraaien; openrollen; oprollen; opsteken; opstropen; sigaret opsteken
aufwickeln verhelpen haspelen; hoger draaien; omhoogdraaien; op een haspel winden; opdraaien; opklossen; oprollen; opstropen; opwikkelen; opwinden
beheben verhelpen afdekken; afruimen; klusje opknappen; klussen; opruimen
eindrehen verhelpen draaien; hoger draaien; indraaien; inschroeven; keren; omdraaien; omhoogdraaien; opdraaien; wenden
emporheben verhelpen heffen; hijsen; in de hoogte steken; lichten; naar boven tillen; omhoog brengen; omhoog heffen; omhoogheffen; omhoogsteken; omhoogtillen; opheffen; optillen; tillen
heben verhelpen heffen; lichten; naar boven tillen; omhoog brengen; omhoog doen; omhooghalen; omhoogheffen; omhoogkomen; omhoogtrekken; opheffen; ophogen; opstijgen; optillen; opvliegen; tillen; verhogen
hochbinden verhelpen hoogbinden; omhoogbinden
hochkrempeln verhelpen omhoogkomen; omhoogtrekken; oprollen; opstijgen; opstropen; opvliegen
hochnehmen verhelpen heffen; lichten; naar boven tillen; omhoog brengen; omhoogheffen; opheffen; optillen; tillen
lernen verhelpen aanleren; bijbrengen; blokken; doceren; eigen maken; iets leren; inlichten; instuderen; kennis opdoen; leerstof erin stampen; leren; meekrijgen; meepikken; onderrichten; onderwijzen; oppikken; opsteken; studeren; verwerven; voorlichten
staken verhelpen bomen; houterig lopen; kletsen; stijf lopen
strecken verhelpen aanlengen; krammen; met een kram vastmaken; opspannen; prikken; spannen; steken; steken geven; strekken; uitrekken; verdunnen; versnijden; verwateren; zich uitrekken

Wiktionary: verhelpen


Cross Translation:
FromToVia
verhelpen reparieren; wiederherstellen refaire — Réparer, raccommoder, rajuster une chose ruinée ou abîmée. (Sens général)
verhelpen reparieren; wieder gutmachen; wieder verbessern remédierporter remède, apporter du remède.
verhelpen wieder gutmachen; wieder verbessern; bessern; ausbessern; verbessern; veredeln; besser machen; befreien; entledigen; erledigen; freilassen; frei machen réformerrétablir dans l’ancienne forme ; donner une meilleure forme à une chose ; la corriger, la rectifier, soit ajouter, soit retrancher.
verhelpen reparieren réparerremettre en état ce qui endommager.