Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vergieten (Nederlands) in het Duits
vergieten:
-
vergieten
gießen; vergießen; verschwenden; vergeuden; vertun; kleckern-
verschwenden werkwoord (verschwende, verschwendest, verschwendet, verschwendete, verschwendetet, verschwendet)
Conjugations for vergieten:
o.t.t.
- vergiet
- vergiet
- vergiet
- vergieten
- vergieten
- vergieten
o.v.t.
- vergoot
- vergoot
- vergoot
- vergoten
- vergoten
- vergoten
v.t.t.
- heb vergoten
- hebt vergoten
- heeft vergoten
- hebben vergoten
- hebben vergoten
- hebben vergoten
v.v.t.
- had vergoten
- had vergoten
- had vergoten
- hadden vergoten
- hadden vergoten
- hadden vergoten
o.t.t.t.
- zal vergieten
- zult vergieten
- zal vergieten
- zullen vergieten
- zullen vergieten
- zullen vergieten
o.v.t.t.
- zou vergieten
- zou vergieten
- zou vergieten
- zouden vergieten
- zouden vergieten
- zouden vergieten
diversen
- vergiet!
- vergiet!
- vergoten
- vergietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het vergieten (geschrei; tranen vergieten)