Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verflauwen (Nederlands) in het Duits
verflauwen:
-
verflauwen (tot bedaren komen; uitwoeden; wegsterven; luwen)
sich beruhigen; sich fassen; sich abkühlen-
sich beruhigen werkwoord (beruhige mich, beruhigst dich, beruhigt sich, beruhigte sich, beruhigtet euch, sich beruhigt)
-
sich abkühlen werkwoord
-
-
verflauwen (verslappen)
erschlaffen; verblassen; nachlassen; ermüden; erbleichen; abschwächen; ermatten; abflauen; erblassen; verschießen; verflauen-
erschlaffen werkwoord
-
abschwächen werkwoord (schwäche ab, schwächst ab, schwächt ab, schwächte ab, schwächtet ab, abgeschächt)
-
Conjugations for verflauwen:
o.t.t.
- verflauw
- verflauwt
- verflauwt
- verflauwen
- verflauwen
- verflauwen
o.v.t.
- verflauwde
- verflauwde
- verflauwde
- verflauwden
- verflauwden
- verflauwden
v.t.t.
- heb verflauwd
- hebt verflauwd
- heeft verflauwd
- hebben verflauwd
- hebben verflauwd
- hebben verflauwd
v.v.t.
- had verflauwd
- had verflauwd
- had verflauwd
- hadden verflauwd
- hadden verflauwd
- hadden verflauwd
o.t.t.t.
- zal verflauwen
- zult verflauwen
- zal verflauwen
- zullen verflauwen
- zullen verflauwen
- zullen verflauwen
o.v.t.t.
- zou verflauwen
- zou verflauwen
- zou verflauwen
- zouden verflauwen
- zouden verflauwen
- zouden verflauwen
diversen
- verflauw!
- verflauwt!
- verflauwd
- verflauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze