Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Ich bedauere es nicht!
|
rouwig; treurig; verdrietig
|
|
bedrückt
|
mismoedig; mistroostig; neerslachtig; teneergeslagen; verdrietig
|
afgedrukt; bedrukt; gedrukt; mismoedig; moedeloos; naargeestig; pessimistisch; somber; terneergeslagen; triest; troosteloos; zwaarmoedig
|
betrübt
|
bedroefd; droef; droevig; verdrietig
|
bedrukt; behept; bekommerd; bezorgd; gedrukt; godgeklaagd; hemeltergend; kommerlijk; kommervol; mismoedig; moedeloos; pessimistisch; ten hemel schreiend; terneergeslagen; vol met zorgen; zeer ergerlijk
|
entmutigt
|
mismoedig; mistroostig; neerslachtig; teneergeslagen; verdrietig
|
|
gedrückt
|
bedroefd; droef; droevig; verdrietig
|
bedrukt; donker; duister; gedrukt; kommervol; mismoedig; moedeloos; naargeestig; onverlicht; somber; terneergeslagen; triest; troosteloos; vol met zorgen; zwaarmoedig
|
niedergeschlagen
|
mismoedig; mistroostig; neerslachtig; teneergeslagen; verdrietig
|
afgedrukt; bedrukt; gedeprimeerd; gedrukt; mineur; mismoedig; moedeloos; naargeestig; pessimistisch; somber; terneergeslagen; triest; troosteloos; zwaarmoedig
|
schwermütig
|
bedroefd; droef; droevig; verdrietig
|
droefgeestig; kommervol; melancholisch; naargeestig; somber; triest; troosteloos; vol met zorgen; zwaarmoedig
|
trauernd
|
rouwig; treurig; verdrietig
|
|
traurig
|
bedroefd; droef; droevig; rouwig; treurig; verdrietig
|
pessimistisch; terneergeslagen
|
trüb
|
bedroefd; droef; droevig; rouwig; treurig; verdrietig
|
beslagen; dof; donker; drabbig; druilerig; duister; flauw; glansloos; kommervol; mat; met neerslag; miezerig; mistig; naargeestig; nat; nevelachtig; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; onverlicht; onzuiver; regenachtig; somber; triest; troebel; troebelachtig; troosteloos; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; vol met zorgen; wazig; wollig; zwaarmoedig
|
trübe
|
rouwig; treurig; verdrietig
|
baggerig; beslagen; dof; donker; drabbig; drassig; druilerig; duister; flauw; glansloos; mat; met neerslag; miezerig; mistig; modderig; morsig; nat; nevelachtig; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; onverlicht; onzuiver; pruttig; ranzig; regenachtig; slibachtig; slibberig; slijkerig; slonzig; slordig; smerig; troebel; troebelachtig; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; wazig; wollig
|
trübselig
|
bedroefd; droef; droevig; verdrietig
|
droefgeestig; kommervol; melancholisch; naar; naargeestig; pessimistisch; somber; terneergeslagen; triest; troosteloos; vol met zorgen; zwaarmoedig
|
trübsinnig
|
bedroefd; droef; droevig; rouwig; treurig; verdrietig
|
afgedrukt; gedrukt; kommervol; naar; naargeestig; pessimistisch; somber; terneergeslagen; triest; troosteloos; vol met zorgen; zwaarmoedig
|
verdrießlich
|
bedroefd; droef; droevig; verdrietig
|
brommerig; futloos; gebelgd; gepikeerd; geprikkeld; helaas; jammer; jammer genoeg; kommervol; kortaf; korzelig; lamlendig; landerig; misnoegd; mopperig; naargeestig; ontevreden; ontstemd; snauwend; sneu; somber; spijtig; triest; troosteloos; verstoord; vervelend; vol met zorgen; wrevelig; zwaarmoedig
|