Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. verbanden:
  2. verbannen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verbanden (Nederlands) in het Duits

verbanden:

verbanden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de verbanden (zinsverbanden; samenhangen; contexten)
    der Zusammenhänge; der Kontext
  2. de verbanden (zwachtels)
    der Verbände; die Bandagierungen

Vertaal Matrix voor verbanden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bandagierungen verbanden; zwachtels
Kontext contexten; samenhangen; verbanden; zinsverbanden band; context; correlatie; omstandigheden; relatie; samenhang; tekstverband; verband; verbinding; zinsverband
Verbände verbanden; zwachtels bonden; contexten; federaties; liga's; linken; tekstverbanden; unies; verenigingen van staten; vereningingen van bedrijven
Zusammenhänge contexten; samenhangen; verbanden; zinsverbanden contexten; tekstverbanden

verbanden vorm van verbannen:

verbannen werkwoord (verban, verbant, verbande, verbanden, verband)

  1. verbannen (uitbannen; verdrijven; bannen; )
    verbannen; ausstossen
    • verbannen werkwoord (verbanne, verbannst, verbannt, verbannte, verbanntet, verbannt)
    • ausstossen werkwoord

Conjugations for verbannen:

o.t.t.
  1. verban
  2. verbant
  3. verbant
  4. verbannen
  5. verbannen
  6. verbannen
o.v.t.
  1. verbande
  2. verbande
  3. verbande
  4. verbanden
  5. verbanden
  6. verbanden
v.t.t.
  1. heb verband
  2. hebt verband
  3. heeft verband
  4. hebben verband
  5. hebben verband
  6. hebben verband
v.v.t.
  1. had verband
  2. had verband
  3. had verband
  4. hadden verband
  5. hadden verband
  6. hadden verband
o.t.t.t.
  1. zal verbannen
  2. zult verbannen
  3. zal verbannen
  4. zullen verbannen
  5. zullen verbannen
  6. zullen verbannen
o.v.t.t.
  1. zou verbannen
  2. zou verbannen
  3. zou verbannen
  4. zouden verbannen
  5. zouden verbannen
  6. zouden verbannen
diversen
  1. verban!
  2. verbant!
  3. verband
  4. verbannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verbannen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausstossen bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen
verbannen bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen

Wiktionary: verbannen

verbannen
verb
  1. iemand van regeringswege dwingen een bepaald gebied te verlaten

Cross Translation:
FromToVia
verbannen bannen; ins Exil schicken; verbannen bannircondamner une personne à sortir d’un pays, à être chasser ou transporter hors d’un territoire, avec défense d’y rentrer.
verbannen bannen; ins Exil schicken; verbannen exilerenvoyer en exil.

Computer vertaling door derden: