Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verantwoorden (Nederlands) in het Duits
verantwoorden:
-
verantwoorden
verantworten; rechtfertigen-
verantworten werkwoord (verantworte, verantwortest, verantwortet, verantwortete, verantwortetet, verantwortet)
-
rechtfertigen werkwoord (rechtfertige, rechtfertigst, rechtfertigt, rechtfertigte, rechtfertigtet, gerechtfertigt)
-
Conjugations for verantwoorden:
o.t.t.
- verantwoord
- verantwoordt
- verantwoordt
- verantwoorden
- verantwoorden
- verantwoorden
o.v.t.
- verantwoordde
- verantwoordde
- verantwoordde
- verantwoordden
- verantwoordden
- verantwoordden
v.t.t.
- heb verantwoord
- hebt verantwoord
- heeft verantwoord
- hebben verantwoord
- hebben verantwoord
- hebben verantwoord
v.v.t.
- had verantwoord
- had verantwoord
- had verantwoord
- hadden verantwoord
- hadden verantwoord
- hadden verantwoord
o.t.t.t.
- zal verantwoorden
- zult verantwoorden
- zal verantwoorden
- zullen verantwoorden
- zullen verantwoorden
- zullen verantwoorden
o.v.t.t.
- zou verantwoorden
- zou verantwoorden
- zou verantwoorden
- zouden verantwoorden
- zouden verantwoorden
- zouden verantwoorden
diversen
- verantwoord!
- verantwoordt!
- verantwoord
- verantwoordend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verantwoorden:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
rechtfertigen | verantwoorden | goedpraten; rechtpraten; rechtvaardigen; wettigen |
verantworten | verantwoorden | aansprakelijk zijn; aansprakelijk zijn voor; goedpraten; rechtpraten; rechtvaardigen; verantwoordelijkheid dragen; wettigen |