Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vatbaarheid (Nederlands) in het Duits

vatbaarheid:

vatbaarheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de vatbaarheid (gevoeligheid; zwakte)
    die Schwäche; die Empfindlichkeit; die Hinfälligkeit; die Verletzbarkeit; die Schwachheit; die Kränklichkeit

Vertaal Matrix voor vatbaarheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Empfindlichkeit gevoeligheid; vatbaarheid; zwakte aandoenlijkheid; fijngevoeligheid; geprikkeldheid; geraaktheid; gevoeligheid; kleinzerigheid; krachteloosheid; kwetsbaarheid; laksheid; lichtgeraaktheid; overgevoeligheid; prikkelbaarheid; sensitiviteit; slapheid; slapte; sulligheid; teergevoeligheid; teerheid; weekheid; zachtheid; zintuiglijke gevoeligheid; zwak punt; zwakheid; zwakte
Hinfälligkeit gevoeligheid; vatbaarheid; zwakte bouwvalligheid; gebrek; gebrekkigheid; krachteloosheid; laksheid; manco; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte
Kränklichkeit gevoeligheid; vatbaarheid; zwakte gebrek; krachteloosheid; laksheid; manco; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; zachtheid; ziekelijke neiging; ziekelijkheid; zwakheid; zwakte
Schwachheit gevoeligheid; vatbaarheid; zwakte flauwte; gebrek; katzwijm; krachteloosheid; laksheid; manco; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte; zwijm
Schwäche gevoeligheid; vatbaarheid; zwakte achteruitgang; blunder; flater; gebrek; gemis; impotentie; inzinking; krachteloosheid; laksheid; machteloosheid; manco; onmacht; onvermogen; slapheid; slapte; sulligheid; tekortkoming; weekheid; zachtheid; zwak punt; zwakheid; zwakte
Verletzbarkeit gevoeligheid; vatbaarheid; zwakte gevoeligheid; kwetsbaarheid

Verwante woorden van "vatbaarheid":


vatbaarheid vorm van vatbaar:

vatbaar bijvoeglijk naamwoord

  1. vatbaar (gevoelig; teergevoelig)
    empfänglich; empfindlich; empfindsam
  2. vatbaar (ontvankelijk; openstaand)
    empfänglich; zugänglich; aufgeschlossen

Vertaal Matrix voor vatbaar:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufgeschlossen ontvankelijk; openstaand; vatbaar benaderbaar; genaakbaar; ingehaald; open; toegankelijk; voorbij gestreefd
empfindlich gevoelig; teergevoelig; vatbaar aangebrand; angstig voor pijn; armzalig; berooid; breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; gammel; gevoelig; humeurig; iel; karig; kies; kleinzerig; korzelig; krakkemikkig; kwetsbaar; lichtgeraakt; mager; met veel tact; nijpend; pover; schamel; schraal; sensitief; slap; smartelijk; tactvol; teder; teer; teerhartig; tenger; wankel; weekhartig; zwak
empfindsam gevoelig; teergevoelig; vatbaar breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; gammel; iel; krakkemikkig; kwetsbaar; teder; teer; tenger; wankel; zwak
empfänglich gevoelig; ontvankelijk; openstaand; teergevoelig; vatbaar
zugänglich ontvankelijk; openstaand; vatbaar aanspreekbaar; amicaal; bedaard; begaanbaar; benaderbaar; bereidwillig; bereikbaar; gelijkmoedig; genaakbaar; kalm; kalmpjes; kameraadschappelijk; onbewogen; open; rustig; sereen; tegemoetkomend; toegankelijk; toeschietelijk; vriendschappelijk; welwillend

Verwante woorden van "vatbaar":


Wiktionary: vatbaar


Cross Translation:
FromToVia
vatbaar anfällig; beeindruckbar; empfänglich; empfindlich; suszeptible susceptible — likely to be affected by
vatbaar empfindlich susceptible — especially sensitive