Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aufgelöst
|
geschokt; ontredderd; ontzet; van streek
|
geliquideerd; losgemaakt; ontbonden; opgeheven; opgelost; uiteengegaan; uiteengevallen
|
bestürzt
|
geschokt; ontredderd; ontzet; van streek
|
bedremmeld; beduusd; beteuterd; getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex; verschrikt
|
betroffen
|
geschokt; ontredderd; ontzet; van streek
|
aangedaan; aangegrepen; aangeslagen; emotioneel; geraakt; geroerd; getroffen; gevoelig; geëmotioneerd; kapot van; onthutst; ontsteld; paf; perplex
|
entsetzt
|
geschokt; ontredderd; ontzet; van streek
|
getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; onthutst; ontsteld; overstuur; paf; perplex; sprakeloos; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verschrikt; verstomd; verwonderd
|
erschüttert
|
geschokt; ontredderd; ontzet; van streek
|
getroffen; onthutst; ontsteld; overstuur; paf; perplex; verschrikt
|
fassungslos
|
geschokt; ontredderd; ontzet; van streek
|
beduusd; getroffen; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; paf; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd; verschrikt; vol onbegrip
|
zerrüttet
|
geschokt; ontredderd; ontzet; van streek
|
|