Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
-
vals:
- schief; ungenau; falsch; fehlerhaft; unzutreffend; unrecht; unrichtig; unwahr; tückisch; mies; hinterhältig; gemein; schäbig; heimtückisch; hinterlistig; schweinisch; fingiert; niederträchtig; schofel; schuftig; schlecht; schlimm; böse; übel; bösartig; boshaft; zornig; doppelzüngig; arg; handelen mit schlechten Gedanken; verräterisch; durchtrieben; gerissen; listig; verschlagen; teuflisch; verrucht; ausgekocht; abgefeimt; schurkisch; fälschlicherweise; zu Unrecht
- val:
-
Wiktionary:
- vals → falsch
- vals → unwahr, falsch, unecht
- val → Falle, Sturz, Fall
- val → Sturz, Fall, Absturz, Untergang, Netz, Falle, Degradierung, Degeneration, Rückbildung, Entartung, Erniedrigung, Abfall
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vals (Nederlands) in het Duits
vals:
-
vals (niet echt)
schief; ungenau; falsch; fehlerhaft; unzutreffend; unrecht; unrichtig; unwahr-
schief bijvoeglijk naamwoord
-
ungenau bijvoeglijk naamwoord
-
falsch bijvoeglijk naamwoord
-
fehlerhaft bijvoeglijk naamwoord
-
unzutreffend bijvoeglijk naamwoord
-
unrecht bijvoeglijk naamwoord
-
unrichtig bijvoeglijk naamwoord
-
unwahr bijvoeglijk naamwoord
-
-
vals (onecht; bedriegelijk; nagemaakt; onwaar; gefingeerd)
falsch; tückisch; mies; hinterhältig; gemein; schäbig; heimtückisch; hinterlistig; schweinisch; fingiert; niederträchtig; schofel; schuftig-
falsch bijvoeglijk naamwoord
-
tückisch bijvoeglijk naamwoord
-
mies bijvoeglijk naamwoord
-
hinterhältig bijvoeglijk naamwoord
-
gemein bijvoeglijk naamwoord
-
schäbig bijvoeglijk naamwoord
-
heimtückisch bijvoeglijk naamwoord
-
hinterlistig bijvoeglijk naamwoord
-
schweinisch bijvoeglijk naamwoord
-
fingiert bijvoeglijk naamwoord
-
niederträchtig bijvoeglijk naamwoord
-
schofel bijvoeglijk naamwoord
-
schuftig bijvoeglijk naamwoord
-
-
vals (slecht; gemeen; min)
schlecht; schlimm; böse; übel; hinterhältig; heimtückisch; gemein; bösartig; mies; boshaft; tückisch; hinterlistig; niederträchtig-
schlecht bijvoeglijk naamwoord
-
schlimm bijvoeglijk naamwoord
-
böse bijvoeglijk naamwoord
-
übel bijvoeglijk naamwoord
-
hinterhältig bijvoeglijk naamwoord
-
heimtückisch bijvoeglijk naamwoord
-
gemein bijvoeglijk naamwoord
-
bösartig bijvoeglijk naamwoord
-
mies bijvoeglijk naamwoord
-
boshaft bijvoeglijk naamwoord
-
tückisch bijvoeglijk naamwoord
-
hinterlistig bijvoeglijk naamwoord
-
niederträchtig bijvoeglijk naamwoord
-
-
vals (met slechte intentie; slecht; gemeen; kwaadwillig)
falsch; schlecht; übel; zornig; hinterlistig; doppelzüngig; schlimm; böse; arg; tückisch; bösartig; handelen mit schlechten Gedanken-
falsch bijvoeglijk naamwoord
-
schlecht bijvoeglijk naamwoord
-
übel bijvoeglijk naamwoord
-
zornig bijvoeglijk naamwoord
-
hinterlistig bijvoeglijk naamwoord
-
doppelzüngig bijvoeglijk naamwoord
-
schlimm bijvoeglijk naamwoord
-
böse bijvoeglijk naamwoord
-
arg bijvoeglijk naamwoord
-
tückisch bijvoeglijk naamwoord
-
bösartig bijvoeglijk naamwoord
-
handelen mit schlechten Gedanken bijvoeglijk naamwoord
-
-
vals (verraderlijk; gevaarlijk)
-
vals (schurkachtig; gemeen; gluiperig; boosaardig; boefachtig)
bösartig; böse; durchtrieben; gerissen; hinterhältig; listig; verschlagen; teuflisch; verrucht; niederträchtig; verräterisch; ausgekocht; schuftig; abgefeimt; schurkisch-
bösartig bijvoeglijk naamwoord
-
böse bijvoeglijk naamwoord
-
durchtrieben bijvoeglijk naamwoord
-
gerissen bijvoeglijk naamwoord
-
hinterhältig bijvoeglijk naamwoord
-
listig bijvoeglijk naamwoord
-
verschlagen bijvoeglijk naamwoord
-
teuflisch bijvoeglijk naamwoord
-
verrucht bijvoeglijk naamwoord
-
niederträchtig bijvoeglijk naamwoord
-
verräterisch bijvoeglijk naamwoord
-
ausgekocht bijvoeglijk naamwoord
-
schuftig bijvoeglijk naamwoord
-
abgefeimt bijvoeglijk naamwoord
-
schurkisch bijvoeglijk naamwoord
-
-
vals (valselijk; ten onrechte)
falsch; fälschlicherweise; zu Unrecht-
falsch bijvoeglijk naamwoord
-
fälschlicherweise bijvoeglijk naamwoord
-
zu Unrecht bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor vals:
Verwante woorden van "vals":
Antoniemen van "vals":
Verwante definities voor "vals":
vals vorm van val:
-
de val (hinderlaag; valstrik)
-
de val (minder worden; afname; terugloop; daling)
-
de val (teloorgang; ondergang; debacle; tenondergang)
-
de val (terechtkomen; landing)
Vertaal Matrix voor val:
Verwante woorden van "val":
Verwante definities voor "val":
Wiktionary: val
val
Cross Translation:
noun
val
-
apparaat met een vallende deur of klem met als doel dieren te vangen
- val → Falle
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• val | → Sturz; Fall | ↔ drop — a fall |
• val | → Fall; Absturz | ↔ fall — act of moving in gas or vacuum under the effect of gravity from a point to a lower point |
• val | → Untergang; Fall | ↔ fall — loss of greatness or status |
• val | → Netz | ↔ net — figurative: trap |
• val | → Falle | ↔ trap — device designed to catch or kill animals |
• val | → Falle | ↔ trap — trick or arrangement designed to catch someone in a more general sense |
• val | → Degradierung; Degeneration; Rückbildung; Entartung; Erniedrigung | ↔ abaissement — action d’abaisser, de s’abaisser, ou résultat de cette action. |
• val | → Fall; Abfall; Absturz; Sturz | ↔ chute — Traductions à trier suivant le sens |
• val | → Falle | ↔ piège — instrument, machine dissimuler dont on se servir pour prendre des animal, comme les loups, les renards, etc. |