Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vakwerk (Nederlands) in het Duits

vakwerk:

vakwerk [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het vakwerk (vakmanschap; vakarbeid)
    die Fachmannschaft; fachmännische Können; Handwerk; Fachwerk; die Facharbeit
  2. het vakwerk
    Fachwerk; die Fachwerkkonstruktion

Vertaal Matrix voor vakwerk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Facharbeit vakarbeid; vakmanschap; vakwerk
Fachmannschaft vakarbeid; vakmanschap; vakwerk mate van kunstbeheersing; techniek
Fachwerk vakarbeid; vakmanschap; vakwerk vakwerkconstructie
Fachwerkkonstruktion vakwerk
Handwerk vakarbeid; vakmanschap; vakwerk ambacht; ambachten; métier; stiel; vak
fachmännische Können vakarbeid; vakmanschap; vakwerk

Verwante woorden van "vakwerk":

  • vakwerken