Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. vakmanschap:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vakmanschap (Nederlands) in het Duits

vakmanschap:

vakmanschap [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het vakmanschap (vakwerk; vakarbeid)
    die Fachmannschaft; fachmännische Können; Handwerk; Fachwerk; die Facharbeit

Vertaal Matrix voor vakmanschap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Facharbeit vakarbeid; vakmanschap; vakwerk
Fachmannschaft vakarbeid; vakmanschap; vakwerk mate van kunstbeheersing; techniek
Fachwerk vakarbeid; vakmanschap; vakwerk vakwerk; vakwerkconstructie
Handwerk vakarbeid; vakmanschap; vakwerk ambacht; ambachten; métier; stiel; vak
fachmännische Können vakarbeid; vakmanschap; vakwerk

Wiktionary: vakmanschap

vakmanschap
noun
  1. vaardigheid in een beroep of handel, de vaardigheid om hoog kwalitatief werk af te leveren