Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitvisten (Nederlands) in het Duits

uitvissen:

uitvissen werkwoord (vis uit, vist uit, viste uit, visten uit, uitgevist)

  1. uitvissen (opsnuffelen)
    einschnupfen
    • einschnupfen werkwoord (schnupfe ein, schnupfst ein, schnupft ein, schnupfte ein, schnupftet ein, eingeschnupft)

Conjugations for uitvissen:

o.t.t.
  1. vis uit
  2. vist uit
  3. vist uit
  4. vissen uit
  5. vissen uit
  6. vissen uit
o.v.t.
  1. viste uit
  2. viste uit
  3. viste uit
  4. visten uit
  5. visten uit
  6. visten uit
v.t.t.
  1. heb uitgevist
  2. hebt uitgevist
  3. heeft uitgevist
  4. hebben uitgevist
  5. hebben uitgevist
  6. hebben uitgevist
v.v.t.
  1. had uitgevist
  2. had uitgevist
  3. had uitgevist
  4. hadden uitgevist
  5. hadden uitgevist
  6. hadden uitgevist
o.t.t.t.
  1. zal uitvissen
  2. zult uitvissen
  3. zal uitvissen
  4. zullen uitvissen
  5. zullen uitvissen
  6. zullen uitvissen
o.v.t.t.
  1. zou uitvissen
  2. zou uitvissen
  3. zou uitvissen
  4. zouden uitvissen
  5. zouden uitvissen
  6. zouden uitvissen
en verder
  1. ben uitgevist
  2. bent uitgevist
  3. is uitgevist
  4. zijn uitgevist
  5. zijn uitgevist
  6. zijn uitgevist
diversen
  1. vis uit!
  2. vist uit!
  3. uitgevist
  4. uitvissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitvissen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
einschnupfen opsnuffelen; uitvissen een snuif nemen; insnuiven; omhoogkomen; opsnuiven; opstijgen; opvliegen; snuiven


Computer vertaling door derden: