Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. uitschudden:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitschudden (Nederlands) in het Duits

uitschudden:

uitschudden werkwoord (schud uit, schudt uit, schudde uit, schudden uit, uitgeschud)

  1. uitschudden (uitplunderen)
    ausrauben; ausplündern
    • ausrauben werkwoord (raube aus, raubst aus, raubt aus, raubte aus, raubtet aus, ausgeraubt)
    • ausplündern werkwoord (plündere aus, plünderst aus, plündert aus, plünderte aus, plündertet aus, ausgeplündert)

Conjugations for uitschudden:

o.t.t.
  1. schud uit
  2. schudt uit
  3. schudt uit
  4. schudden uit
  5. schudden uit
  6. schudden uit
o.v.t.
  1. schudde uit
  2. schudde uit
  3. schudde uit
  4. schudden uit
  5. schudden uit
  6. schudden uit
v.t.t.
  1. heb uitgeschud
  2. hebt uitgeschud
  3. heeft uitgeschud
  4. hebben uitgeschud
  5. hebben uitgeschud
  6. hebben uitgeschud
v.v.t.
  1. had uitgeschud
  2. had uitgeschud
  3. had uitgeschud
  4. hadden uitgeschud
  5. hadden uitgeschud
  6. hadden uitgeschud
o.t.t.t.
  1. zal uitschudden
  2. zult uitschudden
  3. zal uitschudden
  4. zullen uitschudden
  5. zullen uitschudden
  6. zullen uitschudden
o.v.t.t.
  1. zou uitschudden
  2. zou uitschudden
  3. zou uitschudden
  4. zouden uitschudden
  5. zouden uitschudden
  6. zouden uitschudden
en verder
  1. ben uitgeschud
  2. bent uitgeschud
  3. is uitgeschud
  4. zijn uitgeschud
  5. zijn uitgeschud
  6. zijn uitgeschud
diversen
  1. schud uit!
  2. schudt uit!
  3. uitgeschud
  4. uitschuddend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitschudden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausplündern uitplunderen; uitschudden beroven; leegplunderen; leegroven; leegstelen; plunderen; roven; uitplunderen
ausrauben uitplunderen; uitschudden beroven; iemand overvallen met iets; leegplunderen; plunderen; roven; uitplunderen; verrassen

Verwante vertalingen van uitschudden