Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- uitlokkend:
- uitlokken:
-
Wiktionary:
- uitlokken → provozieren
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitlokkend (Nederlands) in het Duits
uitlokkend:
-
uitlokkend (aantrekkelijk; attractief; uitnodigend; verlokkend; aanlokkelijk; bekoorlijk; verzoekend)
verlockend; attraktiv; reizvoll; einladend; reizend; schön; anziehend; hübsch; anmutig; schmackhaft; anmutsvoll; zierlich-
verlockend bijvoeglijk naamwoord
-
attraktiv bijvoeglijk naamwoord
-
reizvoll bijvoeglijk naamwoord
-
einladend bijvoeglijk naamwoord
-
reizend bijvoeglijk naamwoord
-
schön bijvoeglijk naamwoord
-
anziehend bijvoeglijk naamwoord
-
hübsch bijvoeglijk naamwoord
-
anmutig bijvoeglijk naamwoord
-
schmackhaft bijvoeglijk naamwoord
-
anmutsvoll bijvoeglijk naamwoord
-
zierlich bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor uitlokkend:
uitlokken:
-
uitlokken (aanleiding geven tot; provoceren; ophitsen; uitdagen)
herausfordern; herauslocken; aufregen; anreizen; provozieren; stimulieren; veranlassen; aufhetzen; anregen; ermuntern; reizen; hervorrufen; verursachen; erwecken; aufmuntern; aufwecken; aufstacheln; aufreizen; aufputschen-
herausfordern werkwoord (fordre heraus, forderst heraus, fordert heraus, forderte heraus, fordertet heraus, herausgefordert)
-
herauslocken werkwoord (locke heraus, lockst heraus, lockt heraus, lockte heraus, locktet heraus, herausgelockt)
-
hervorrufen werkwoord (rufe hervor, rufst hervor, ruft hervor, rief hervor, rieft hervor, hervorgerufen)
-
aufmuntern werkwoord (muntere auf, munterst auf, muntert auf, munterte auf, muntertet auf, aufgemuntert)
-
aufstacheln werkwoord (stachele auf, stachelst auf, stachelt auf, stachelte auf, stacheltet auf, aufgestachelt)
-
Conjugations for uitlokken:
o.t.t.
- lok uit
- lokt uit
- lokt uit
- lokken uit
- lokken uit
- lokken uit
o.v.t.
- lokte uit
- lokte uit
- lokte uit
- lokten uit
- lokten uit
- lokten uit
v.t.t.
- heb uitgelokt
- hebt uitgelokt
- heeft uitgelokt
- hebben uitgelokt
- hebben uitgelokt
- hebben uitgelokt
v.v.t.
- had uitgelokt
- had uitgelokt
- had uitgelokt
- hadden uitgelokt
- hadden uitgelokt
- hadden uitgelokt
o.t.t.t.
- zal uitlokken
- zult uitlokken
- zal uitlokken
- zullen uitlokken
- zullen uitlokken
- zullen uitlokken
o.v.t.t.
- zou uitlokken
- zou uitlokken
- zou uitlokken
- zouden uitlokken
- zouden uitlokken
- zouden uitlokken
en verder
- ben uitgelokt
- bent uitgelokt
- is uitgelokt
- zijn uitgelokt
- zijn uitgelokt
- zijn uitgelokt
diversen
- lok uit!
- lokt uit!
- uitgelokt
- uitlokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
uitlokken (provoceren)
Vertaal Matrix voor uitlokken:
Wiktionary: uitlokken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitlokken | → provozieren | ↔ provoke — to cause to become angry |