Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitgestoten (Nederlands) in het Duits
uitgestoten:
-
uitgestoten (in de atmosfeer gebracht; geëmitteerd; uitgeworpen)
in die Atmosphäre gebracht-
in die Atmosphäre gebracht bijvoeglijk naamwoord
-
-
uitgestoten (verstoten; verworpen)
Vertaal Matrix voor uitgestoten:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
verstoßen | inbreuk maken; overtreden | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
in die Atmosphäre gebracht | geëmitteerd; in de atmosfeer gebracht; uitgestoten; uitgeworpen | |
verdammt | uitgestoten; verstoten; verworpen | donders; gedoemd; tering; verdikkeme; verdoemd; verdomd; verdomme; verdorie; verduiveld; verrekte; vervloekt; verwenst |
verstoßen | uitgestoten; verstoten; verworpen |
Verwante woorden van "uitgestoten":
uitstoten:
-
uitstoten (uitbannen; verbannen; verdrijven; bannen; uitzetten; uitwijzen; verjagen; bezweren; wegjagen)
-
uitstoten (lozen; afvoeren; afscheiden; uitscheiden; uitwerpen)
ausstoßen; ausscheiden-
ausscheiden werkwoord (scheide aus, scheidest aus, scheidet aus, scheidete aus, scheidetet aus, asugescheidet)
Conjugations for uitstoten:
o.t.t.
- stoot uit
- stoot uit
- stoot uit
- stoten uit
- stoten uit
- stoten uit
o.v.t.
- stootte uit
- stootte uit
- stootte uit
- stootte uit
- stootte uit
- stootte uit
v.t.t.
- ben uitgestoten
- bent uitgestoten
- is uitgestoten
- zijn uitgestoten
- zijn uitgestoten
- zijn uitgestoten
v.v.t.
- was uitgestoten
- was uitgestoten
- was uitgestoten
- waren uitgestoten
- waren uitgestoten
- waren uitgestoten
o.t.t.t.
- zal uitstoten
- zult uitstoten
- zal uitstoten
- zullen uitstoten
- zullen uitstoten
- zullen uitstoten
o.v.t.t.
- zou uitstoten
- zou uitstoten
- zou uitstoten
- zouden uitstoten
- zouden uitstoten
- zouden uitstoten
diversen
- stoot uit!
- stoot uit!
- uitgestoten
- uitstotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitstoten:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ausscheiden | afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen | afhaken; afvallen; afzeggen; afzien van; ermee uitscheiden; eruitstappen; heengaan; ontslag nemen; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitgooien; uitscheiden; uittreden; uitwerpen; verlaten; vertrekken; zich terugtrekken |
ausstossen | bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen | |
ausstoßen | afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen | |
verbannen | bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen |