Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- uitgedrukt:
- uitdrukken:
-
Wiktionary:
- uitdrukken → ausdrücken, äußern, abbilden, repräsentieren, vertreten, vorstellen, beschreiben, spielen, zum Ausdruck bringen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitgedrukt (Nederlands) in het Duits
uitgedrukt:
-
uitgedrukt (uitgeknepen)
gesagt; ausgedrückt; auspressen; ausreißen; ausquetschen-
gesagt bijvoeglijk naamwoord
-
ausgedrückt bijvoeglijk naamwoord
-
auspressen bijvoeglijk naamwoord
-
ausreißen bijvoeglijk naamwoord
-
ausquetschen bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor uitgedrukt:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
auspressen | leeghalen; leegknijpen; persen; plunderen; uitdrukken; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen | |
ausquetschen | leegknijpen; uitdrukken; uitknijpen | |
ausreißen | 'm piepen; 'm smeren; de plaat poetsen; ergens uitscheuren; ervandoor gaan; hem smeren; lopend weggaan; losbreken; ontglippen; ontkomen; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvluchten; uitrukken; uitscheuren; uitwijken; uitwijken voor iets; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegvluchten; zich met geweld losbreken; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ausgedrückt | uitgedrukt; uitgeknepen | gefraseerd; genoemd; gezegd; verwoord |
auspressen | uitgedrukt; uitgeknepen | |
ausquetschen | uitgedrukt; uitgeknepen | |
ausreißen | uitgedrukt; uitgeknepen | |
gesagt | uitgedrukt; uitgeknepen | gesproken; verbaal |
uitgedrukt vorm van uitdrukken:
-
uitdrukken (uitdrukking geven aan; uiten; verwoorden; uiting geven aan; vertolken)
ausdrücken; in Worte fassen; mitteilen; sich aus drücken-
in Worte fassen werkwoord
-
sich aus drücken werkwoord
-
uitdrukken (leegknijpen; uitknijpen)
Conjugations for uitdrukken:
o.t.t.
- druk uit
- drukt uit
- drukt uit
- drukken uit
- drukken uit
- drukken uit
o.v.t.
- drukte uit
- drukte uit
- drukte uit
- drukten uit
- drukten uit
- drukten uit
v.t.t.
- heb uitgedrukt
- hebt uitgedrukt
- heeft uitgedrukt
- hebben uitgedrukt
- hebben uitgedrukt
- hebben uitgedrukt
v.v.t.
- had uitgedrukt
- had uitgedrukt
- had uitgedrukt
- hadden uitgedrukt
- hadden uitgedrukt
- hadden uitgedrukt
o.t.t.t.
- zal uitdrukken
- zult uitdrukken
- zal uitdrukken
- zullen uitdrukken
- zullen uitdrukken
- zullen uitdrukken
o.v.t.t.
- zou uitdrukken
- zou uitdrukken
- zou uitdrukken
- zouden uitdrukken
- zouden uitdrukken
- zouden uitdrukken
en verder
- ben uitgedrukt
- bent uitgedrukt
- is uitgedrukt
- zijn uitgedrukt
- zijn uitgedrukt
- zijn uitgedrukt
diversen
- druk uit!
- drukt uit!
- uitgedrukt
- uitdrukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitdrukken:
Wiktionary: uitdrukken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitdrukken | → ausdrücken | ↔ articulate — to explain |
• uitdrukken | → äußern; ausdrücken | ↔ express — to convey meaning |
• uitdrukken | → ausdrücken | ↔ exprimer — Manifester une pensée |
• uitdrukken | → abbilden; repräsentieren; vertreten; vorstellen; beschreiben; spielen; ausdrücken; zum Ausdruck bringen | ↔ représenter — présenter de nouveau. |