Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- uitgebroken:
- uitbreken:
-
Wiktionary:
- uitbreken → ausbrechen, herausbrechen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitgebroken (Nederlands) in het Duits
uitgebroken:
-
uitgebroken (ontsnapt)
ausgebrochen; entkommen; geflüchtet-
ausgebrochen bijvoeglijk naamwoord
-
entkommen bijvoeglijk naamwoord
-
geflüchtet bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor uitgebroken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
entkommen | er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; lopend weggaan; losbreken; loskomen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken; uitwijken voor iets; vluchten; vrijkomen; weglopen; wegvluchten; zich bevrijden; zich met geweld losbreken | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ausgebrochen | ontsnapt; uitgebroken | |
entkommen | ontsnapt; uitgebroken | |
geflüchtet | ontsnapt; uitgebroken |
uitbreken:
-
uitbreken (ontsnapping; uitbraak; ontvluchting)
Vertaal Matrix voor uitbreken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Ausbruch | ontsnapping; ontvluchting; uitbraak; uitbreken | emotionele uitval; losbarsting; ontlading; plotselinge uitbarsting; uitbarsten; uitbarsting; uitval |
Entkommen | ontsnapping; ontvluchting; uitbraak; uitbreken | |
Entwischen | ontsnapping; ontvluchting; uitbraak; uitbreken | |
Flucht | ontsnapping; ontvluchting; uitbraak; uitbreken |
Wiktionary: uitbreken
uitbreken
verb
-
zichzelf bevrijden uit gevangenschap
- uitbreken → ausbrechen
-
plotseling beginnen van een oorlog, ramp, ziekte e.d
- uitbreken → ausbrechen
-
het verwijderen van een deel van een gebouw, zoals een muur of een vloer
- uitbreken → herausbrechen