Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- uiteenlopend:
- uiteenlopen:
-
Wiktionary:
- uiteenlopend → unterschiedlich, auseinander gehend
- uiteenlopend → verschiedene, verschieden, verschiedenartig
- uiteenlopen → variieren
- uiteenlopen → aufschieben, fristen, stunden, vertagen, verzögern, verschieden sein, variieren, schwanken, abwechseln, wechseln, abweichen, differieren, sich unterscheiden
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uiteenlopend (Nederlands) in het Duits
uiteenlopend:
-
uiteenlopend (divers; verschillend; onderscheiden; ongelijksoortig)
verschieden; unterschiedlich; verschiedenartig; mannigfach; mannigfaltig-
verschieden bijvoeglijk naamwoord
-
unterschiedlich bijvoeglijk naamwoord
-
verschiedenartig bijvoeglijk naamwoord
-
mannigfach bijvoeglijk naamwoord
-
mannigfaltig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor uiteenlopend:
Verwante woorden van "uiteenlopend":
Wiktionary: uiteenlopend
uiteenlopend
Cross Translation:
adjective
-
van allerlei soorten
- uiteenlopend → unterschiedlich; auseinander gehend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uiteenlopend | → verschiedene | ↔ various — an eclectic range of |
• uiteenlopend | → verschieden; verschiedenartig | ↔ différent — Qui n’est pas pareil, qui est autre, distinct. |
uiteenlopen:
-
uiteenlopen (variëren; veranderen; verschillen; afwisselen; wisselen)
variieren; ändern; abwechseln; wechseln-
abwechseln werkwoord (wechsele ab, wechselst ab, wechselt ab, wechselte ab, wechseltet ab, abgewechselt)
Conjugations for uiteenlopen:
o.t.t.
- loop uiteen
- loopt uiteen
- loopt uiteen
- lopen uiteen
- lopen uiteen
- lopen uiteen
o.v.t.
- liep uiteen
- liep uiteen
- liep uiteen
- liepen uiteen
- liepen uiteen
- liepen uiteen
v.t.t.
- ben uiteengelopen
- bent uiteengelopen
- is uiteengelopen
- zijn uiteengelopen
- zijn uiteengelopen
- zijn uiteengelopen
v.v.t.
- was uiteengelopen
- was uiteengelopen
- was uiteengelopen
- waren uiteengelopen
- waren uiteengelopen
- waren uiteengelopen
o.t.t.t.
- zal uiteenlopen
- zult uiteenlopen
- zal uiteenlopen
- zullen uiteenlopen
- zullen uiteenlopen
- zullen uiteenlopen
o.v.t.t.
- zou uiteenlopen
- zou uiteenlopen
- zou uiteenlopen
- zouden uiteenlopen
- zouden uiteenlopen
- zouden uiteenlopen
diversen
- loop uiteen!
- loopt uiteen!
- uiteengelopen
- uiteenlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uiteenlopen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abwechseln | afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen | afwisselen; herzien; ruilen; uitwisselen; veranderen; verruilen; verwisselen; wijzigen |
variieren | afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen | afwisselen; herzien; omgaan met; veranderen; verkeren; verwisselen; wijzigen |
wechseln | afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen | afwisselen; converteren; herzien; inwisselen; omruilen; omwisselen; omzetten; ruilen; uitwisselen; veranderen; verruilen; verversen; verwisselen; wijzigen; wisselen |
ändern | afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen | afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen |
Wiktionary: uiteenlopen
uiteenlopen
Cross Translation:
verb
-
zich in verschillende richting bewegen
- uiteenlopen → variieren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uiteenlopen | → aufschieben; fristen; stunden; vertagen; verzögern; verschieden sein; variieren; schwanken; abwechseln; wechseln; abweichen; differieren; sich unterscheiden | ↔ différer — Traductions à trier suivant le sens |