Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitdoven (Nederlands) in het Duits
uitdoven:
-
uitdoven (doven; smoren; uitblussen)
erlöschen; löschen; ausschalten; schmoren; ausmachen; ablöschen; ersticken; auslöschen-
ausschalten werkwoord (schalte aus, schaltest aus, schaltet aus, schaltete aus, schaltetet aus, ausgeschaltet)
-
ersticken werkwoord
-
uitdoven (uitblussen; doven; blussen)
Conjugations for uitdoven:
o.t.t.
- doof uit
- dooft uit
- dooft uit
- doven uit
- doven uit
- doven uit
o.v.t.
- doofde uit
- doofde uit
- doofde uit
- doofden uit
- doofden uit
- doofden uit
v.t.t.
- ben uitgedoofd
- bent uitgedoofd
- is uitgedoofd
- zijn uitgedoofd
- zijn uitgedoofd
- zijn uitgedoofd
v.v.t.
- was uitgedoofd
- was uitgedoofd
- was uitgedoofd
- waren uitgedoofd
- waren uitgedoofd
- waren uitgedoofd
o.t.t.t.
- zal uitdoven
- zult uitdoven
- zal uitdoven
- zullen uitdoven
- zullen uitdoven
- zullen uitdoven
o.v.t.t.
- zou uitdoven
- zou uitdoven
- zou uitdoven
- zouden uitdoven
- zouden uitdoven
- zouden uitdoven
diversen
- doof uit!
- dooft uit!
- uitgedoofd
- uitdovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze