Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitbuiken (Nederlands) in het Duits
uitbuiken:
-
uitbuiken (uitzakken)
einsacken; einsinken; setzen; einpacken; vorfallen; auseinandergehen; prolabieren; ausbeuteln; sichsenken-
auseinandergehen werkwoord (gehe auseinander, gehst auseinander, geht auseinander, ging auseinander, ginget auseinander, auseinandergegangen)
-
ausbeuteln werkwoord (beutele aus, beutelst aus, beutelt aus, beutelte aus, beuteltet aus, ausgebeutelt)
-
sichsenken werkwoord
Vertaal Matrix voor uitbuiken:
Computer vertaling door derden: