Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uit de war halen (Nederlands) in het Duits

uit de war halen:

uit de war halen werkwoord

  1. uit de war halen (uit elkaar halen; ontrafelen; ontwarren)
    trennen; scheiden; entknoten; lösen; teilen; deuten; fasern; herausbringen; entziffern; entwirren; enträtseln; aufknoten; sichlösen
    • trennen werkwoord (trenne, trennst, trennt, trennte, trenntet, getrennt)
    • scheiden werkwoord (scheide, scheidest, scheidet, schiedt, schiedet, geschieden)
    • entknoten werkwoord (entknote, entknotest, entknotet, entknotete, entknotetet, entknotet)
    • lösen werkwoord (löse, löst, lösest, löste, löstet, gelöst)
    • teilen werkwoord (teile, teilst, teilt, teilte, teiltet, geteilt)
    • deuten werkwoord (deute, deutest, deutet, deutete, deutetet, gedeutet)
    • fasern werkwoord (fasre, faserst, fasert, faserte, fasertet, gefasert)
    • herausbringen werkwoord (bringe heraus, bringst heraus, bringt heraus, bracht heraus, brachtet heraus, herausgebracht)
    • entziffern werkwoord (entziffere, entzifferst, entziffert, entzifferte, entziffertet, entziffert)
    • entwirren werkwoord (entwirre, entwirrst, entwirrt, entwirrte, entwirrtet, entwirrt)
    • enträtseln werkwoord (enträtsele, enträtselst, enträtselt, enträtselte, enträtseltet, enträtselt)
    • aufknoten werkwoord (knote auf, knotest auf, knotet auf, knotete auf, knotetet auf, aufgeknotet)
    • sichlösen werkwoord

Vertaal Matrix voor uit de war halen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufknoten ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen afbreken; beëindigen; detacheren; forceren; loshaken; losknopen; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; ontbinden; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opbinden; opheffen; oplossen; rafels loslaten; scheiden; stukmaken; tornen; uithalen; uitpluizen; uitrafelen; uittrekken; uitvezelen; uitzoeken; verbreken; verbrijzelen
deuten ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen begrijpelijk maken; duiden; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontvouwen; ontwarren; ophelderen; opklaren; oplossen; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; van plan zijn; verduidelijken; verklaren
entknoten ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen afbreken; beëindigen; detacheren; forceren; loshaken; losknopen; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontbinden; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opheffen; oplossen; rafels loslaten; scheiden; stukmaken; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verbreken; verbrijzelen
enträtseln ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen afbreken; beëindigen; dechiffreren; decoderen; detacheren; forceren; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontbinden; ontcijferen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opheffen; oplossen; scheiden; stukmaken; tot een oplossing brengen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verbreken; verbrijzelen
entwirren ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen afbreken; beëindigen; dechiffreren; decoderen; detacheren; forceren; losknopen; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontbinden; ontcijferen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opheffen; oplossen; rafels loslaten; scheiden; stukmaken; tot een oplossing brengen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verbreken; verbrijzelen
entziffern ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen dechiffreren; decoderen; een krakend geluid maken; kraken; ontcijferen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
fasern ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen rafelen
herausbringen ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen naar buiten brengen; ontcijferen; ontdekken; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwaren; ontwarren; oplossen; opsporen; tot een oplossing brengen; uitbrengen; uitgeven
lösen ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen afbreken; afschieten; afvuren; beëindigen; desintegreren; detacheren; forceren; in een vloeistof opgaan; loshaken; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; ontbinden; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opheffen; oplossen; scheiden; schieten; schoten lossen; stukmaken; te niet doen; tornen; uit elkaar vallen; uiteenvallen; uithalen; uittrekken; verbreken; verbrijzelen; vuren
scheiden ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen afbreken; afscheiden; afsplitsen; afzonderen; beëindigen; delen; forceren; loskoppelen; ontbinden; opdelen; opheffen; opsplitsen; scheiden; separeren; splitsen; stukmaken; uit elkaar gaan; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteenhalen; uitsplitsen; van elkaar gaan; verbreken; verbrijzelen
sichlösen ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen
teilen ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen delen; doorknippen; doorsnijden; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opdelen; oplossen; opsplitsen; ronddelen; rondgeven; rondreiken; scheiden; splitsen; uit elkaar halen; uitdelen; uiteenhalen; uitreiken; verdelen
trennen ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen afbreken; afscheiden; afsplitsen; afzonderen; beëindigen; delen; desintegreren; detacheren; forceren; isoleren; loskoppelen; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontbinden; ontkoppelen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opdelen; opheffen; opsplitsen; scheiden; separeren; splitsen; stukmaken; uit elkaar gaan; uit elkaar halen; uit elkaar vallen; uiteengaan; uiteenhalen; uiteenvallen; uitpluizen; uitrafelen; uitsplitsen; uitvezelen; uitzoeken; van elkaar gaan; verbinding verbreken; verbreken; verbrijzelen; verwijderen

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van uit de war halen