Nederlands
Uitgebreide vertaling voor trom (Nederlands) in het Duits
trom:
-
de trom (trommel)
Vertaal Matrix voor trom:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Büchse | trom; trommel | blik; blikje; box; buitenkant; buks; bus; busje; conservenblik; doos; dun metaal; etui; foedraal; huls; karabijn; koker; kokervormig doosje; metaal; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; opbergblik; opbergdoos; opbergruimte; tin; trommel |
Dose | trom; trommel | blik; blikje; box; buitenkant; bus; conservenblik; doos; dosis; huls; metaal; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; opbergblik; opbergdoos; opbergruimte; portie; tin; trommel; verpakking |
Trommel | trom; trommel |