Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. transformeren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor transformeren (Nederlands) in het Duits

transformeren:

transformeren werkwoord (transformeer, transformeert, transformeerde, transformeerden, getransformeerd)

  1. transformeren (omschakelen van stroom)
    transformieren
    • transformieren werkwoord (transformiere, transformierst, transformiert, transformierte, transformiertet, transformiert)
  2. transformeren
    umwandeln
    • umwandeln werkwoord (wandele um, wandelst um, wandelt um, wandelte um, wandeltet um, umgewandelt)

Conjugations for transformeren:

o.t.t.
  1. transformeer
  2. transformeert
  3. transformeert
  4. transformeren
  5. transformeren
  6. transformeren
o.v.t.
  1. transformeerde
  2. transformeerde
  3. transformeerde
  4. transformeerden
  5. transformeerden
  6. transformeerden
v.t.t.
  1. heb getransformeerd
  2. hebt getransformeerd
  3. heeft getransformeerd
  4. hebben getransformeerd
  5. hebben getransformeerd
  6. hebben getransformeerd
v.v.t.
  1. had getransformeerd
  2. had getransformeerd
  3. had getransformeerd
  4. hadden getransformeerd
  5. hadden getransformeerd
  6. hadden getransformeerd
o.t.t.t.
  1. zal transformeren
  2. zult transformeren
  3. zal transformeren
  4. zullen transformeren
  5. zullen transformeren
  6. zullen transformeren
o.v.t.t.
  1. zou transformeren
  2. zou transformeren
  3. zou transformeren
  4. zouden transformeren
  5. zouden transformeren
  6. zouden transformeren
en verder
  1. ben getransformeerd
  2. bent getransformeerd
  3. is getransformeerd
  4. zijn getransformeerd
  5. zijn getransformeerd
  6. zijn getransformeerd
diversen
  1. transformeer!
  2. transformeert!
  3. getransformeerd
  4. transformerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor transformeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
transformieren omschakelen van stroom; transformeren draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen
umwandeln transformeren aankweken; aanplanten; fokken; genereren; iets omdraaien; inwisselen; kweken; omkeren; omruilen; omwisselen; opkweken; planten; procreëren; ruilen; telen; verbouwen; verruilen; verwisselen; voortbrengen; wisselen