Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- toezeggen:
-
Wiktionary:
- toezeggen → zusagen, versprechen
- toezeggen → begünstigen, beschirmen, protektieren, schützen, beschützen, geloben, verheißen, versprechen, zusagen, ausführen, bestellen, erfüllen, leisten, bürgen, Gewähr leisten, haften, verbürgen, behaupten, bestätigen, vergewissern, versichern, beteuern, zusichern, sicherstellen, verheissen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor toezeggen (Nederlands) in het Duits
toezeggen:
-
toezeggen (beloven)
Conjugations for toezeggen:
o.t.t.
- zeg toe
- zegt toe
- zegt toe
- zeggen toe
- zeggen toe
- zeggen toe
o.v.t.
- zegde toe
- zegde toe
- zegde toe
- zegden toe
- zegden toe
- zegden toe
v.t.t.
- heb toegezegd
- hebt toegezegd
- heeft toegezegd
- hebben toegezegd
- hebben toegezegd
- hebben toegezegd
v.v.t.
- had toegezegd
- had toegezegd
- had toegezegd
- hadden toegezegd
- hadden toegezegd
- hadden toegezegd
o.t.t.t.
- zal toezeggen
- zult toezeggen
- zal toezeggen
- zullen toezeggen
- zullen toezeggen
- zullen toezeggen
o.v.t.t.
- zou toezeggen
- zou toezeggen
- zou toezeggen
- zouden toezeggen
- zouden toezeggen
- zouden toezeggen
en verder
- ben toegezegd
- bent toegezegd
- is toegezegd
- zijn toegezegd
- zijn toegezegd
- zijn toegezegd
diversen
- zeg toe!
- zegt toe!
- toegezegd
- toezeggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor toezeggen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
versprechen | beloven; toezeggen | verspreken |
zusagen | beloven; toezeggen |
Wiktionary: toezeggen
toezeggen
Cross Translation:
verb
-
beloven
- toezeggen → zusagen; versprechen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toezeggen | → begünstigen; beschirmen; protektieren; schützen; beschützen; geloben; verheißen; versprechen; zusagen; ausführen; bestellen; erfüllen; leisten; bürgen; Gewähr leisten; haften; verbürgen; behaupten; bestätigen; vergewissern; versichern; beteuern; zusichern; sicherstellen | ↔ assurer — rendre stable. |
• toezeggen | → verheissen; geloben; verheißen; versprechen; zusagen | ↔ promettre — S’engager verbalement ou par écrit à quelque chose. |