Nederlands

Uitgebreide vertaling voor toch (Nederlands) in het Duits

toch:

toch bijwoord

  1. toch (desondanks; desalniettemin; niettegenstaande; evengoed)
    doch; dessenungeachtet; allerdings; dennoch; immerhin; denn
  2. toch (niettemin; desondanks; evenwel; nochtans)
    trotzdem; jedoch; trotz; dennoch; allerdings; dessenungeachtet

Vertaal Matrix voor toch:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- desalniettemin
ConjunctionVerwante vertalingenAndere vertalingen
- desondanks
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
dessenungeachtet in weerwil van; niettegenstaande; ondanks
doch doch
jedoch doch
trotzdem in weerwil van; niettegenstaande; ondanks
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
allerdings desalniettemin; desondanks; evengoed; evenwel; niettegenstaande; niettemin; nochtans; toch al; alreeds; daadwerkelijk; doch; echt; echter; heus; inderdaad; jawel; jazeker; maar; metterdaad; niettemin; nochtans; reeds; voorwaar; weliswaar; werkelijk
denn desalniettemin; desondanks; evengoed; niettegenstaande; toch als; daadwerkelijk; dan; immers; metterdaad; naar; omdat; want; zoals
dennoch desalniettemin; desondanks; evengoed; evenwel; niettegenstaande; niettemin; nochtans; toch al; alreeds; alsmede; alsook; evenals; eveneens; evenzeer; in weerwil van; mede; ook; reeds; tevens; weerwil
dessenungeachtet desalniettemin; desondanks; evengoed; evenwel; niettegenstaande; niettemin; nochtans; toch
doch desalniettemin; desondanks; evengoed; niettegenstaande; toch doch; echter; maar; niettemin; nochtans
immerhin desalniettemin; desondanks; evengoed; niettegenstaande; toch althans; eindelijk; minstens; op de keper beschouwd; op z'n minst; ten minste; tenminste; tenslotte; tot besluit; welbeschouwd; welgeteld
jedoch desondanks; evenwel; niettemin; nochtans; toch echter; maar; nog wel
trotz desondanks; evenwel; niettemin; nochtans; toch behalve; naast; ongeacht
trotzdem desondanks; evenwel; niettemin; nochtans; toch in weerwil van; weerwil

Synoniemen voor "toch":


Verwante definities voor "toch":

  1. ondanks dat1
    • het regende hard, maar ik ging toch naar buiten1

Wiktionary: toch

toch
adverb
  1. gebruikt om iets extra te benadrukken
  2. in weerwil van iets

Cross Translation:
FromToVia
toch trotzdem; ohnehin anyway — regardless
toch trotzdem; nichtsdestoweniger nevertheless — in spite of what preceded
toch nicht wahr?; oder?; ne? right — checking agreement
toch doch; trotzdem; dennoch still — nevertheless
toch doch yes — word used to indicate disagreement or dissent in reply to a negative statement
toch insofern; wofern; ja; allerdings; freilich; immerhin; wohl; zwar si — Conjonction qui introduit une condition (suivie d’une conséquence) ou une supposition qui peut être supprimée en utilisant un conditionnel. Dans le cas où, à condition que, supposer que.