Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor tin (Nederlands) in het Duits
tin:
Vertaal Matrix voor tin:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Blech | blik; metaal; tin | apekool; blik; dun metaal; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kopergeld; koperstuk; kul; larie; nonsens; plaatijzer; rimram; waanzin |
Büchse | blik; metaal; tin | blik; blikje; box; buitenkant; buks; bus; busje; conservenblik; doos; dun metaal; etui; foedraal; huls; karabijn; koker; kokervormig doosje; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; opbergblik; opbergdoos; opbergruimte; trom; trommel |
Dose | blik; metaal; tin | blik; blikje; box; buitenkant; bus; conservenblik; doos; dosis; huls; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; opbergblik; opbergdoos; opbergruimte; portie; trom; trommel; verpakking |
Konserve | blik; metaal; tin | blik; blikje; bus; conservenblik; opbergblik; trommel |
Metall | blik; metaal; tin | metaal |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Zinn | tin |