Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- sukkelend:
- sukkelen:
-
Wiktionary:
- sukkelen → plagen, trotten
- sukkelen → kränklich sein
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor sukkelend (Nederlands) in het Duits
sukkelend:
Vertaal Matrix voor sukkelend:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kränklich | sukkelend | armzalig; bleekjes; breekbaar; broos; dun; fragiel; gammel; geen vet op de botten hebbende; iel; karig; krakkemikkig; krukkig; kwetsbaar; mager; menstruerend; onbeholpen; ongesteld; ongezond; onhandig; pips; pover; schamel; schraal; schriel; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; teer; wankel; wee; ziekelijk; ziekjes; zwak |
sukkelend vorm van sukkelen:
-
sukkelen (kwakkelen)
kränkeln; kränklich sein-
kränklich sein werkwoord (bin kränklich, bist kränklich, ist kränklich, war kränklich, wart kränklich, kränklich gewesen)
Conjugations for sukkelen:
o.t.t.
- sukkel
- sukkelt
- sukkelt
- sukkelen
- sukkelen
- sukkelen
o.v.t.
- sukkelde
- sukkelde
- sukkelde
- sukkelden
- sukkelden
- sukkelden
v.t.t.
- heb gesukkeld
- hebt gesukkeld
- heeft gesukkeld
- hebben gesukkeld
- hebben gesukkeld
- hebben gesukkeld
v.v.t.
- had gesukkeld
- had gesukkeld
- had gesukkeld
- hadden gesukkeld
- hadden gesukkeld
- hadden gesukkeld
o.t.t.t.
- zal sukkelen
- zult sukkelen
- zal sukkelen
- zullen sukkelen
- zullen sukkelen
- zullen sukkelen
o.v.t.t.
- zou sukkelen
- zou sukkelen
- zou sukkelen
- zouden sukkelen
- zouden sukkelen
- zouden sukkelen
en verder
- ben gesukkeld
- bent gesukkeld
- is gesukkeld
- zijn gesukkeld
- zijn gesukkeld
- zijn gesukkeld
diversen
- sukkel!
- sukkelt!
- gesukkeld
- sukkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor sukkelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kränkeln | kwakkelen; sukkelen | |
kränklich sein | kwakkelen; sukkelen |
Verwante woorden van "sukkelen":
Wiktionary: sukkelen
sukkelen
Cross Translation:
verb
sukkelen
-
kampen met een gebrekkige gezondheid of lichamelijk gebrek
- sukkelen → plagen
verb
-
langsam, lustlos, stumpfsinnig, schwerfällig, mit monotonem Schritt irgendwohin gehen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sukkelen | → kränklich sein | ↔ ail — to be ill |