Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stuw (Nederlands) in het Duits

stuw:

stuw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de stuw (keerdam; stuwdam; waterkering; dam)
    der Staudamm; die Talsperre; der Sperrdamm; der Kehrdamm; der Damm; der Wall; Wehr; der Deich
    • Staudamm [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Talsperre [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Sperrdamm [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kehrdamm [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Damm [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Wall [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Wehr [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Deich [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor stuw:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Damm dam; keerdam; stuw; stuwdam; waterkering afsluitdijk; dam; dijk
Deich dam; keerdam; stuw; stuwdam; waterkering afsluitdijk; dam; dijk
Kehrdamm dam; keerdam; stuw; stuwdam; waterkering afsluitdijk; dam; dijk
Sperrdamm dam; keerdam; stuw; stuwdam; waterkering afsluitdijk; dam; dijk
Staudamm dam; keerdam; stuw; stuwdam; waterkering
Talsperre dam; keerdam; stuw; stuwdam; waterkering
Wall dam; keerdam; stuw; stuwdam; waterkering dam; dijk; land; landmassa; stadswal; vaste grond; veste; wal
Wehr dam; keerdam; stuw; stuwdam; waterkering geweer; pistool

Verwante woorden van "stuw":


Wiktionary: stuw

stuw
noun
  1. Technik, Wasserbau: Anlage zur Stauung von Wasser, die quer durch ein fließendes Gewässer ist

Cross Translation:
FromToVia
stuw Wehr weir — adjustable dam

stuwen:

stuwen werkwoord (stuw, stuwt, stuwde, stuwden, gestuwd)

  1. stuwen (voortstuwen; vooruitduwen)
    antreiben; vorwärtstreiben; drängen; forttreiben; vor sich hertreiben
    • antreiben werkwoord (treibe an, treibst an, treibt an, trieb an, triebt an, angetrieben)
    • vorwärtstreiben werkwoord
    • drängen werkwoord (dränge, drängst, drängt, drängte, drängtet, gedrängt)
    • forttreiben werkwoord (treibe fort, treibst fort, treibt fort, trieb fort, triebt fort, fortgetrieben)
    • vor sich hertreiben werkwoord (treibe mich vor sich her, treibst dich vor sich her, treibt sich vor sich her, treibte sich vor sich her, treibtet euch vor sich her, sich vor sich hergetrieben)
  2. stuwen (voortstuwen; opstuwen)
    stauen; aufstauen
    • stauen werkwoord (staue, staust, staut, staute, stautet, gestaut)
    • aufstauen werkwoord

Conjugations for stuwen:

o.t.t.
  1. stuw
  2. stuwt
  3. stuwt
  4. stuwen
  5. stuwen
  6. stuwen
o.v.t.
  1. stuwde
  2. stuwde
  3. stuwde
  4. stuwden
  5. stuwden
  6. stuwden
v.t.t.
  1. heb gestuwd
  2. hebt gestuwd
  3. heeft gestuwd
  4. hebben gestuwd
  5. hebben gestuwd
  6. hebben gestuwd
v.v.t.
  1. had gestuwd
  2. had gestuwd
  3. had gestuwd
  4. hadden gestuwd
  5. hadden gestuwd
  6. hadden gestuwd
o.t.t.t.
  1. zal stuwen
  2. zult stuwen
  3. zal stuwen
  4. zullen stuwen
  5. zullen stuwen
  6. zullen stuwen
o.v.t.t.
  1. zou stuwen
  2. zou stuwen
  3. zou stuwen
  4. zouden stuwen
  5. zouden stuwen
  6. zouden stuwen
en verder
  1. ben gestuwd
  2. bent gestuwd
  3. is gestuwd
  4. zijn gestuwd
  5. zijn gestuwd
  6. zijn gestuwd
diversen
  1. stuw!
  2. stuwt!
  3. gestuwd
  4. stuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor stuwen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
antreiben stuwen; voortstuwen; vooruitduwen aansporen; aanzetten; aanzwiepen; influisteren; ingeven; jachten; motiveren; opdrijven; ophitsen; opjagen; opzwepen; souffleren; sterk prikkelen; voortdrijven; voortjagen; wegjagen
aufstauen opstuwen; stuwen; voortstuwen
drängen stuwen; voortstuwen; vooruitduwen aandringen; doordrammen; doordrukken; doorstoten; drammen; drukkend door iets heen brengen; zeuren
forttreiben stuwen; voortstuwen; vooruitduwen influisteren; ingeven; souffleren; verdrijven; verjagen; wegdrijven; wegjagen
stauen opstuwen; stuwen; voortstuwen stouwen; zich verdringen
vor sich hertreiben stuwen; voortstuwen; vooruitduwen duwen; voortduwen; vooruitduwen
vorwärtstreiben stuwen; voortstuwen; vooruitduwen influisteren; ingeven; souffleren

Verwante woorden van "stuwen":


Wiktionary: stuwen

stuwen
verb
  1. dazu zwingen, sich in eine bestimmte Richtung zu bewegen

Cross Translation:
FromToVia
stuwen zurren; festzurren arrimer — marine|fr distribuer, arranger convenablement et placer avec solidité à l’intérieur d’un bâtiment les divers objets qui composer sa charge, sa cargaison.
stuwen hindern; sperren; versperren; absperren; aufhalten; hemmen; behindern barrerfermer avec une barre par-derrière.