Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. strippen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor strippend (Nederlands) in het Duits

strippend vorm van strippen:

strippen werkwoord (strip, stript, stripte, stripten, gestript)

  1. strippen
    strippen; entledigen; auskleiden; entblößen; freimachen; enthüllen; entkleiden; entblättern; ausziehen
    • strippen werkwoord
    • entledigen werkwoord (entledige, entledigst, entledigt, entledigte, entledigtet, entledigt)
    • auskleiden werkwoord (kleide aus, kleidest aus, kleidet aus, kleidete aus, kleidetet aus, ausgekleidet)
    • entblößen werkwoord (entblöße, entblößst, entblößt, entblößte, entblößtet, entblößt)
    • freimachen werkwoord (mache frei, machst frei, macht frei, machte frei, machtet frei, freigemacht)
    • enthüllen werkwoord (enthülle, enthüllst, enthüllt, enthüllte, enthülltet, enthüllt)
    • entkleiden werkwoord (entkleide, entkleidest, entkleidet, entkleidete, entkleidetet, entkleidet)
    • entblättern werkwoord (entblättere, entblätterst, entblättert, entblätterte, entblättertet, entblättert)
    • ausziehen werkwoord (ziehe aus, ziehst aus, zieht aus, zog aus, zogt aus, ausgezogen)

Conjugations for strippen:

o.t.t.
  1. strip
  2. stript
  3. stript
  4. strippen
  5. strippen
  6. strippen
o.v.t.
  1. stripte
  2. stripte
  3. stripte
  4. stripten
  5. stripten
  6. stripten
v.t.t.
  1. heb gestript
  2. hebt gestript
  3. heeft gestript
  4. hebben gestript
  5. hebben gestript
  6. hebben gestript
v.v.t.
  1. had gestript
  2. had gestript
  3. had gestript
  4. hadden gestript
  5. hadden gestript
  6. hadden gestript
o.t.t.t.
  1. zal strippen
  2. zult strippen
  3. zal strippen
  4. zullen strippen
  5. zullen strippen
  6. zullen strippen
o.v.t.t.
  1. zou strippen
  2. zou strippen
  3. zou strippen
  4. zouden strippen
  5. zouden strippen
  6. zouden strippen
en verder
  1. ben gestript
  2. bent gestript
  3. is gestript
  4. zijn gestript
  5. zijn gestript
  6. zijn gestript
diversen
  1. strip!
  2. stript!
  3. gestript
  4. strippend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor strippen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
auskleiden strippen bloot leggen; ontbloten; ontkleden; uitdoen; uitkleden; uittrekken
ausziehen strippen ontkleden; uitdoen; uitkleden; uittrekken; van kleding ontdoen
entblättern strippen ontbladeren; ontloven
entblößen strippen bloot leggen; ontbloten; ontkleden; uitdoen; uitkleden; uittrekken
enthüllen strippen beroven; bloot leggen; ontbloten; ontdoen; ontsluieren; uitbuiten
entkleiden strippen ontkleden; uitdoen; uitkleden; uittrekken
entledigen strippen ontdoen; zich van iets ontdoen
freimachen strippen banen; beporten; bevrijden; emanciperen; frankeren; in vrijheid stellen; loskomen; loslaten; losmaken; ontkleden; ontsnappen; uitdoen; uitkleden; uittrekken; van de boeien ontdoen; van last bevrijden; verlossen; vrijkomen; vrijlaten; vrijmaken; vrijvechten; zich bevrijden
strippen strippen

Verwante woorden van "strippen":


Wiktionary: strippen

strippen
verb
  1. het zich ontdoen van alle kleding die het lichaam bedekt