Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. strengelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor strengelen (Nederlands) in het Duits

strengelen:

strengelen werkwoord (strengel, strengelt, strengelde, strengelden, getrengeld)

  1. strengelen (ineenvlechten; vlechten)
    schlingen
    • schlingen werkwoord (schlinge, schlingst, schlingt, schlang, schlangt, geschlungen)

Conjugations for strengelen:

o.t.t.
  1. strengel
  2. strengelt
  3. strengelt
  4. strengelen
  5. strengelen
  6. strengelen
o.v.t.
  1. strengelde
  2. strengelde
  3. strengelde
  4. strengelden
  5. strengelden
  6. strengelden
v.t.t.
  1. heb getrengeld
  2. hebt getrengeld
  3. heeft getrengeld
  4. hebben getrengeld
  5. hebben getrengeld
  6. hebben getrengeld
v.v.t.
  1. had getrengeld
  2. had getrengeld
  3. had getrengeld
  4. hadden getrengeld
  5. hadden getrengeld
  6. hadden getrengeld
o.t.t.t.
  1. zal strengelen
  2. zult strengelen
  3. zal strengelen
  4. zullen strengelen
  5. zullen strengelen
  6. zullen strengelen
o.v.t.t.
  1. zou strengelen
  2. zou strengelen
  3. zou strengelen
  4. zouden strengelen
  5. zouden strengelen
  6. zouden strengelen
en verder
  1. ben getrengeld
  2. bent getrengeld
  3. is getrengeld
  4. zijn getrengeld
  5. zijn getrengeld
  6. zijn getrengeld
diversen
  1. strengel!
  2. strengelt!
  3. getrengeld
  4. strengelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor strengelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schlingen ineenvlechten; strengelen; vlechten binnenkrijgen; deinen; golven; neerleggen; onderuit halen; opslokken; opvreten; verslinden; verzwelgen; zwelgen

Wiktionary: strengelen


Cross Translation:
FromToVia
strengelen rollen; wickeln enroulerrouler plusieurs fois une chose autour d’une autre, ou sur elle-même.