Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
eben
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
effen; juist; van één kleur; zopas; zoëven
|
egal
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
effen; indifferent; laconiek; lauw; ongefundeerd; ongegrond; ongemotiveerd; ongevoelig; ongeïnteresseerd; onverschillig; van één kleur; zonder grond
|
enganliegend
|
nauw; nauwsluitend; strak
|
krap bij kas
|
erstarrt
|
star; strak; verstard
|
geronnen; gestold; gestremd; verstijfd
|
flach
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
doorwaadbaar; ondiep
|
gleich
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
direct; eender; eenvormig; exact hetzelfde; geheel gelijk; gelijk; gelijkvormig; hetzelfde; identiek; net zo; onveranderd; op elkaar lijkend; overeenkomend; zo; zo meteen
|
hauteng
|
nauw; nauwsluitend; strak
|
houterig; krap bij kas; stijf; stijve; stram; stroef
|
knapp
|
nauw; nauwsluitend; strak
|
armzalig; bekrompen; benepen; berooid; bondig; dichtbij; droog; eng; in de buurt; karig; klein; kleingeestig; kleinzielig; krap; krap bij kas; mager; met weinig ruimte; nabij; nabijgelegen; nauw; niet overvloedig; ondermaats; pover; ragfijn; schamel; schraal; schriel; smal; smalletjes; summier; van geringe afmeting; van geringe breedte; vlakbij
|
platt
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
banaal; geëgaliseerd; grof; laag; laag-bij-de-grond; lomp; ordinair; plat; platvloers; ploertig; schunnig; triviaal; vlak; volks; vuig; vulgair; vunzig
|
prall
|
nauw; nauwsluitend; strak
|
bol; bolstaand; houterig; krap bij kas; stijf; stijve; stram; stroef
|
starr
|
star; strak; verstard
|
eigenwijs; eigenzinnig; geronnen; gestold; gestremd; halsstarrig; hardhoofdig; houterig; koppig; onbuigzaam; onverzettelijk; onwrikbaar; starend; stijf; stijfhoofdig; stijfkoppig; stijfselachtig; stijve; stram; stroef; stug; taai; verstijfd
|
starrköpfig
|
star; strak; verstard
|
bokkig; dwars; eigenwijs; eigenzinnig; halsstarrig; hardhoofdig; hardleers; houterig; koppig; obstinaat; onbuigzaam; onverbiddelijk; onvermurwbaar; onverzettelijk; onwillig; onwrikbaar; recalcitrant; stijf; stijfhoofdig; stijfkoppig; stijve; stram; stroef; stug; taai; tegendraads; weerbarstig; weerspannig
|
steif
|
star; strak; verstard
|
dwangmatig; hard; hardop; houterig; luid; ongedurig; stijf; stijfjes; stijfselachtig; stijve; stram; stroef
|
straff
|
nauw; nauwsluitend; strak
|
houterig; krap bij kas; pittig; stijf; stijfselachtig; stijve; straf; stram; stroef
|
stramm
|
strak; strakgespannen
|
behoorlijk; danig; duchtig; ferm; flink; fysiek sterk; houterig; krachtig; massief; niet hol; sterk; stevig; stijf; stijve; stram; stroef
|
stramm gespannen
|
strak; strakgespannen
|
|
unbeugsam
|
star; strak; verstard
|
houterig; onbuigbaar; onbuigzaam; onverzettelijk; stijf; stijfkoppig; stijve; stram; stroef; stug; taai
|