Nederlands
Uitgebreide vertaling voor stom (Nederlands) in het Duits
stom:
-
stom (onverstandig; dom; suf)
unverständig; töricht; unvernünftig-
unverständig bijvoeglijk naamwoord
-
töricht bijvoeglijk naamwoord
-
unvernünftig bijvoeglijk naamwoord
-
-
stom (geestdodend; saai; eentonig; suf; afstompend)
blöd; langweilig; doof; dumm; stumpfsinnig; geisttötend; geistlos-
blöd bijvoeglijk naamwoord
-
langweilig bijvoeglijk naamwoord
-
doof bijvoeglijk naamwoord
-
dumm bijvoeglijk naamwoord
-
stumpfsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
geisttötend bijvoeglijk naamwoord
-
geistlos bijvoeglijk naamwoord
-
-
stom (sprakeloos; stomverbaasd; zwijgend; perplex; paf; overbluft)
dumm; sprachlos; schweigend-
dumm bijvoeglijk naamwoord
-
sprachlos bijvoeglijk naamwoord
-
schweigend bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor stom:
Verwante woorden van "stom":
Synoniemen voor "stom":
Antoniemen van "stom":
Verwante definities voor "stom":
Wiktionary: stom
stom
stom
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stom | → idiotisch; dumm | ↔ dumb — extremely stupid |
• stom | → sinnlos; albern | ↔ inane — lacking sense or meaning |
• stom | → stumm | ↔ mute — not having the power of speech |
• stom | → stumm | ↔ shtum — silent; speechless; dumb |
• stom | → dumm; doof; blöd | ↔ stupid — lacking in intelligence |
• stom | → albern; dumm | ↔ idiot — ignare, ignorant. |
• stom | → stumm | ↔ muet — Qui priver de l’usage de la parole, naturellement ou par accident. |
• stom | → albern; dumm; idiotisch; blödsinnig | ↔ stupide — Qui frapper de stupeur. |