Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. stoerheid:
  2. stoer:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stoerheid (Nederlands) in het Duits

stoerheid:

stoerheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de stoerheid (fermheid)
    die Stämmigkeit; die Rüstigkeit

Vertaal Matrix voor stoerheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Rüstigkeit fermheid; stoerheid dapperheid; koenheid; kranigheid; moed; onversaagdheid
Stämmigkeit fermheid; stoerheid dapperheid; fermheid; flinkheid; forsheid; koenheid; moed; onversaagdheid; stevigheid

Verwante woorden van "stoerheid":


Wiktionary: stoerheid


Cross Translation:
FromToVia
stoerheid Stärke; Kraft; Robustheit vigueur — Force ; plénitude ; énergie ; fougue.

stoerheid vorm van stoer:

stoer bijvoeglijk naamwoord

  1. stoer (flink)
    stämmig; vierschrötig; rüstig

Vertaal Matrix voor stoer:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rüstig flink; stoer
stämmig flink; stoer ferm; flink; fors; fysiek sterk; gespierd; krachtig; massief; niet hol; potig; sterk; stevig
vierschrötig flink; stoer

Verwante woorden van "stoer":


Wiktionary: stoer


Cross Translation:
FromToVia
stoer fest; befestigt; haltbar; wiederstandsfähig robuste — Qui est fort, vigoureux, résistant.