Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
-
stimuleren:
- stimulieren; anregen; ermutigen; reizen; aufpolieren; verbessern; ankurbeln; aufmuntern; ermuntern; zusprechen; aufmöbeln; motivieren; anfeuern; anspornen; animieren; jemand motivieren; fördern; wecken; aktivieren; beleben; hervorrufen; neubeleben; erregen; aufwinden; prickeln; anreizen; erhitzen; schmeicheln; kitzeln; aufreizen; knuddeln; kosen; komplimentieren; bejauchzen; feiern; schüren; jubeln; anfachen; zujubeln; anblasen; anschüren; zujauchzen
- Fördern; Anbauen; Kultivieren; Antreiben; Ermutigen; Anfeuern; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Anregen; Animieren
-
Wiktionary:
- stimuleren → stimulieren
- stimuleren → erregen, stimulieren, anregen, reizen, anreizen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor stimuleren (Nederlands) in het Duits
stimuleren:
-
stimuleren (aandrijven; opwekken; aansporen; prikkelen; opkrikken)
stimulieren; anregen; ermutigen; reizen; aufpolieren; verbessern; ankurbeln; aufmuntern; ermuntern; zusprechen; aufmöbeln-
aufpolieren werkwoord (poliere auf, polierst auf, poliert auf, polierte auf, poliertet auf, aufpoliert)
-
aufmuntern werkwoord (muntere auf, munterst auf, muntert auf, munterte auf, muntertet auf, aufgemuntert)
-
stimuleren (iemand motiveren; aanmoedigen; prikkelen)
motivieren; anfeuern; ermutigen; stimulieren; ermuntern; anspornen; animieren; jemand motivieren-
jemand motivieren werkwoord
-
stimuleren (aanzetten; aansporen; animeren)
-
stimuleren (aanmoedigen; activeren; opwekken; oppeppen; bezielen)
wecken; aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neubeleben-
hervorrufen werkwoord (rufe hervor, rufst hervor, ruft hervor, rief hervor, rieft hervor, hervorgerufen)
-
neubeleben werkwoord
-
stimuleren (prikkelen; opwinden; opwekken)
erregen; aufwinden; anregen; prickeln; stimulieren; anreizen; erhitzen; reizen; schmeicheln; kitzeln; aufreizen; anspornen; knuddeln; kosen-
schmeicheln werkwoord (schmeichele, schmeichelst, schmeichelt, schmeichelte, schmeicheltet, geschmeichet)
-
stimuleren (aanmoedigen; aanvuren; toemoedigen; bemoedigen)
ermutigen; komplimentieren; bejauchzen; feiern; schüren; jubeln; ermuntern; zusprechen; anfachen; aufmuntern; zujubeln; anblasen; anschüren; zujauchzen-
komplimentieren werkwoord (komplimentiere, komplimentierst, komplimentiert, komplimentierte, komplimentiertet, komplimentiert)
-
aufmuntern werkwoord (muntere auf, munterst auf, muntert auf, munterte auf, muntertet auf, aufgemuntert)
-
zujauchzen werkwoord
Conjugations for stimuleren:
o.t.t.
- stimuleer
- stimuleert
- stimuleert
- stimuleren
- stimuleren
- stimuleren
o.v.t.
- stimuleerde
- stimuleerde
- stimuleerde
- stimuleerden
- stimuleerden
- stimuleerden
v.t.t.
- heb gestimuleerd
- hebt gestimuleerd
- heeft gestimuleerd
- hebben gestimuleerd
- hebben gestimuleerd
- hebben gestimuleerd
v.v.t.
- had gestimuleerd
- had gestimuleerd
- had gestimuleerd
- hadden gestimuleerd
- hadden gestimuleerd
- hadden gestimuleerd
o.t.t.t.
- zal stimuleren
- zult stimuleren
- zal stimuleren
- zullen stimuleren
- zullen stimuleren
- zullen stimuleren
o.v.t.t.
- zou stimuleren
- zou stimuleren
- zou stimuleren
- zouden stimuleren
- zouden stimuleren
- zouden stimuleren
en verder
- ben gestimuleerd
- bent gestimuleerd
- is gestimuleerd
- zijn gestimuleerd
- zijn gestimuleerd
- zijn gestimuleerd
diversen
- stimuleer!
- stimuleert!
- gestimuleerd
- stimulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
stimuleren (bevorderen; cultiveren)
-
stimuleren (aanvuren; aanmoedigen; toejuichen)
-
stimuleren (aansporen; aanzetten; prikkel; aanmoedigen)
Vertaal Matrix voor stimuleren:
Wiktionary: stimuleren
stimuleren
Cross Translation:
verb
-
maatregelen nemen om iets te bevorderen
- stimuleren → stimulieren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stimuleren | → erregen | ↔ excite — to arouse or bring out (eg feelings); to stimulate |
• stimuleren | → stimulieren | ↔ stimulate — to encourage into action |
• stimuleren | → stimulieren | ↔ stimulate — to arouse an organism to functional activity |
• stimuleren | → stimulieren; anregen; reizen; anreizen | ↔ stimuler — aiguillonner ; exciter. |