Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor spin (Nederlands) in het Duits
spin:
-
de spin (soort snelbinder)
die Gepäckspinne
Vertaal Matrix voor spin:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Gepäckspinne | soort snelbinder; spin |
Verwante woorden van "spin":
Wiktionary: spin
spin
Cross Translation:
noun
spin
-
dier
- spin → Spinne
noun
-
Entomologie: die bekannteste Ordnung der Spinnentiere
-
Entomologie: kleines achtbeiniges Tier, das häufig Faden spinnt
-
Physik: Eigendrehimpuls von Elementarteilchen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• spin | → Spinne | ↔ spider — arthropod |
• spin | → Spinne | ↔ araignée — Arachnide. |
spinnen:
-
spinnen
Conjugations for spinnen:
o.t.t.
- spin
- spint
- spint
- spinnen
- spinnen
- spinnen
o.v.t.
- spinde
- spinde
- spinde
- spinden
- spinden
- spinden
v.t.t.
- heb gespint
- hebt gespint
- heeft gespint
- hebben gespint
- hebben gespint
- hebben gespint
v.v.t.
- had gespint
- had gespint
- had gespint
- hadden gespint
- hadden gespint
- hadden gespint
o.t.t.t.
- zal spinnen
- zult spinnen
- zal spinnen
- zullen spinnen
- zullen spinnen
- zullen spinnen
o.v.t.t.
- zou spinnen
- zou spinnen
- zou spinnen
- zouden spinnen
- zouden spinnen
- zouden spinnen
en verder
- ben gespint
- bent gespint
- is gespint
- zijn gespint
- zijn gespint
- zijn gespint
diversen
- spin!
- spint!
- gespint
- spinnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor spinnen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
schnurren | spinnen | knorren; knorrend geluid maken |
Verwante woorden van "spinnen":
Wiktionary: spinnen
spinnen
Cross Translation:
verb
spinnen
-
een lange draad vervaardigen door enkele vezels in elkaar te vervlechten
- spinnen → spinnen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• spinnen | → schnurren | ↔ purr — cat to make a vibrating sound in its throat |
• spinnen | → Schnurren | ↔ purr — vibrating sound made by a cat when contented |
• spinnen | → spinnen | ↔ spin — to make yarn |
• spinnen | → schnurren; summen | ↔ ronronner — faire entendre les ronrons, émettre un ronflement sourd et continu, en parlant d'un chat ou d'un félin, qui exprime en général son contentement. |