Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. speaker:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor speaker (Nederlands) in het Duits

speaker:

speaker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de speaker
    der Sprecher; der Ansager
    • Sprecher [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ansager [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor speaker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ansager speaker conferencier; conferenciers; omroeper; omroepers; omroepster
Sprecher speaker lector; omroepers; redenaar; redevoerder; spreker; sprekers; woordvoerder; zegsman

Verwante woorden van "speaker":

  • speakers