Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- spalk:
- spalken:
-
Wiktionary:
- spalk → Traufe
- spalk → Gips, Gipsverband, Schiene, Gipsschiene, Ausguß, Traufe
- spalken → schienen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor spalk (Nederlands) in het Duits
spalk:
-
de spalk
Vertaal Matrix voor spalk:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Bruchschiene | spalk | |
Schiene | spalk | elektriciteitsgeleider; geleider; scheen |
Verwante woorden van "spalk":
Wiktionary: spalk
spalk
Cross Translation:
noun
-
die waagerechte Tropfkante am Dach eines Gebäudes, an der normalerweise die Dachrinne untergebracht ist
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• spalk | → Gips; Gipsverband | ↔ cast — medicine: supportive and immobilising device |
• spalk | → Schiene; Gipsschiene | ↔ splint — immobilizing device |
• spalk | → Ausguß; Traufe | ↔ gouttière — Petit canal placer au bord des toits et par où les eaux de pluie s’écouler. |
spalk vorm van spalken:
-
spalken (een spalk zetten)
Conjugations for spalken:
o.t.t.
- spalk
- spalkt
- spalkt
- spalken
- spalken
- spalken
o.v.t.
- spalkte
- spalkte
- spalkte
- spalkten
- spalkten
- spalkten
v.t.t.
- heb gespalkt
- hebt gespalkt
- heeft gespalkt
- hebben gespalkt
- hebben gespalkt
- hebben gespalkt
v.v.t.
- had gespalkt
- had gespalkt
- had gespalkt
- hadden gespalkt
- hadden gespalkt
- hadden gespalkt
o.t.t.t.
- zal spalken
- zult spalken
- zal spalken
- zullen spalken
- zullen spalken
- zullen spalken
o.v.t.t.
- zou spalken
- zou spalken
- zou spalken
- zouden spalken
- zouden spalken
- zouden spalken
en verder
- ben gespalkt
- bent gespalkt
- is gespalkt
- zijn gespalkt
- zijn gespalkt
- zijn gespalkt
diversen
- spalk!
- spalkt!
- gespalkt
- spalkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor spalken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
eine Schiene anbringen | een spalk zetten; spalken | |
schienen | een spalk zetten; spalken |