Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. sokkel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sokkel (Nederlands) in het Duits

sokkel:

sokkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de sokkel (zuilvoet; voetstuk)
    der Säulensockel; der Säulenfuß

Vertaal Matrix voor sokkel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Säulenfuß sokkel; voetstuk; zuilvoet
Säulensockel sokkel; voetstuk; zuilvoet

Verwante woorden van "sokkel":

  • sokkels, sokkeltje, sokkeltjes

Wiktionary: sokkel

sokkel
noun
  1. een voetstuk, voornamelijk voor beelden
sokkel
noun
  1. ein Block, auf dem etwas aufliegen kann

Cross Translation:
FromToVia
sokkel Ständer; Stativ stand — device to hold something upright or aloft