Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. snuisterij:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor snuisterij (Nederlands) in het Duits

snuisterij:

snuisterij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de snuisterij (kleinigheid)
    der Schnicksnack; der Firlefanz; der Klimbim; die Nippsache
  2. de snuisterij (hebbeding)
    der Nippes; die Nippsache
    • Nippes [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Nippsache [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor snuisterij:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Firlefanz kleinigheid; snuisterij apekool; flauwekul; gebazel; gebeuzel; gekkenpraat; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; mallepraat; nonsens; onzin; rimram; tierelantijntje; waanzin; wartaal; zotteklap
Klimbim kleinigheid; snuisterij
Nippes hebbeding; snuisterij bijou; juweel; kiezel; kiezelsteen; sieraad; snuisterijen
Nippsache hebbeding; kleinigheid; snuisterij bijou; juweel; kiezel; kiezelsteen; sieraad; snuisterijen
Schnicksnack kleinigheid; snuisterij

Verwante woorden van "snuisterij":


Wiktionary: snuisterij

snuisterij
noun
  1. kleine Figuren meist aus Porzellan oder Glas, Ziergegenstände