Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. snauwend:
  2. snauwen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor snauwend (Nederlands) in het Duits

snauwend:


snauwen:

snauwen werkwoord (snauw, snauwt, snauwde, snauwden, gesnauwd)

  1. snauwen (grauwen)
    anschnauzen
    • anschnauzen werkwoord (schauze an, schauzt an, schauzte an, schauztet an, angeschnauzt)
  2. snauwen (toesnauwen; afsnauwen; afblaffen; toebijten; afbekken)
    anschnauzen; anfahren
    • anschnauzen werkwoord (schauze an, schauzt an, schauzte an, schauztet an, angeschnauzt)
    • anfahren werkwoord (fahre an, fährst an, fährt an, fuhr an, fuhrt an, angefahren)

Conjugations for snauwen:

o.t.t.
  1. snauw
  2. snauwt
  3. snauwt
  4. snauwen
  5. snauwen
  6. snauwen
o.v.t.
  1. snauwde
  2. snauwde
  3. snauwde
  4. snauwden
  5. snauwden
  6. snauwden
v.t.t.
  1. heb gesnauwd
  2. hebt gesnauwd
  3. heeft gesnauwd
  4. hebben gesnauwd
  5. hebben gesnauwd
  6. hebben gesnauwd
v.v.t.
  1. had gesnauwd
  2. had gesnauwd
  3. had gesnauwd
  4. hadden gesnauwd
  5. hadden gesnauwd
  6. hadden gesnauwd
o.t.t.t.
  1. zal snauwen
  2. zult snauwen
  3. zal snauwen
  4. zullen snauwen
  5. zullen snauwen
  6. zullen snauwen
o.v.t.t.
  1. zou snauwen
  2. zou snauwen
  3. zou snauwen
  4. zouden snauwen
  5. zouden snauwen
  6. zouden snauwen
en verder
  1. ben gesnauwd
  2. bent gesnauwd
  3. is gesnauwd
  4. zijn gesnauwd
  5. zijn gesnauwd
  6. zijn gesnauwd
diversen
  1. snauw!
  2. snauwt!
  3. gesnauwd
  4. snauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor snauwen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anfahren afbekken; afblaffen; afsnauwen; snauwen; toebijten; toesnauwen aanvaren; afsnauwen; gaan rijden; gaan varen; uitsliepen; uitvallen tegen
anschnauzen afbekken; afblaffen; afsnauwen; grauwen; snauwen; toebijten; toesnauwen afsnauwen; uitsliepen; uitvallen tegen; uitvaren tegen

Verwante woorden van "snauwen":


Wiktionary: snauwen


Cross Translation:
FromToVia
snauwen brummen grogner — Faire entendre son cri, en parlant du loup ou du chien